Binnenland

„Open luiken refoscholen in lijn van Groen”

Reformatorische scholen moeten hun luiken naar de samenleving verder openzetten, zegt niemand minder dan minister Van der Hoeven van Onderwijs. Prof. dr. R. Kuiper is het daarmee eens: „Dat is in lijn met de visie van Groen van Prinsterer op het christelijk nationaal onderwijs.”

27 April 2004 09:27Gewijzigd op 14 November 2020 01:10
Reformatorische scholen moeten hun luiken naar de samenleving verder openzetten, zegt minister Van der Hoeven van Onderwijs. Prof. dr. R. Kuiper is het daarmee eens: „Dat is in lijn met de visie van Groen van Prinsterer op het christelijk nationaal onderw
Reformatorische scholen moeten hun luiken naar de samenleving verder openzetten, zegt minister Van der Hoeven van Onderwijs. Prof. dr. R. Kuiper is het daarmee eens: „Dat is in lijn met de visie van Groen van Prinsterer op het christelijk nationaal onderw

De bewindsvrouw pleitte maandag in deze krant voor een ruimer toelatingsbeleid op orthodoxe scholen. Die vragen van ouders en leerlingen onderschrijving van de grondslag. Respectering van de grondslag zou in een aantal gevallen ook voldoende moeten zijn, vindt de minister. Dat biedt mogelijkheden om andersdenkenden een plaats te geven op de school.

Kuiper, lector samenlevingsvraagstukken aan de Gereformeerde Hogeschool Zwolle en de Christelijke Hogeschool Ede, vindt dat reformatorische scholen het gesprek over dit onderwerp met de minister niet uit de weg moeten gaan. „Je kunt in het defensief schieten en zeggen dat het allemaal onzin is wat de minister voorstelt, maar dat is niet de goede houding. Er zijn valide argumenten om de luiken naar de samenleving verder open te zetten.”

Kuiper, die naast lector ook bijzonder hoogleraar wijsbegeerte in Rotterdam is, ziet drie redenen waarom het orthodox onderwijs serieus na moet denken over een ruimer toelatingsbeleid. „In de eerste plaats zie je dat het openbaar onderwijs en de bijzondere scholen die geen streng toelatingsbeleid voeren, samen alle allochtone achterstandsleerlingen opvangen. Dat leidt tot scheve verhoudingen. Ik vind dat van orthodoxe christenen en ’hun’ onderwijs een bijdrage gevraagd mag worden aan de integratie van allochtonen.”

Dat in reformatorische kring de school sterk wordt gezien als een opvoedingsinstituut waarin kinderen beschermd dienen te worden, weet Kuiper. „Maar het is naar mijn overtuiging ook een plaats waar maatschappelijke vorming plaatsvindt en waar jongeren worden voorbereid op een plek in de samenleving. Christenen moeten het grondwetsartikel over de vrijheid van onderwijs niet gebruiken als een bastion, maar het ten dienste stellen van de samenleving.”

De tweede reden om serieus na te denken over de suggestie van de minister heeft voor Kuiper te maken met het onderling begrip voor elkaar in de samenleving. „In onze maatschappij leven veel verschillende stromingen naast elkaar. Het is van groot belang dat we elkaar kennen en begrijpen. Sociale cohesie noemen we dat. Om daar een bijdrage aan te leveren hoef je niet eens je toelatingsbeleid te wijzigen. Scholen kunnen best samen sportactiviteiten ontplooien, samen deelnemen aan aubades op Koninginnedag of samen rommelmarkten organiseren. Het is goed om contacten aan te knopen met mensen buiten de eigen kring. Segregatie van orthodox christelijke groepen kan niet. Dan mis je een boot, dan mis je je doel. Je bent dan geen zoutend zout. Zeker in een samenleving met zo veel allochtonen moet je dergelijke momenten bewust creëren. Je moet als christen meedoen met de dingen waaraan je ook mee kunt doen.”

Het derde argument is theocratisch van aard, hoewel Kuiper, die lid is van de ChristenUnie, dat woord niet in de mond wil nemen. „Groen van Prinsterer had als ideaal het christelijk nationaal onderwijs. Hij wilde niet alleen kinderen van de eigen groep bereiken, maar het gehele volk. De open luiken waar Van der Hoeven om vraagt, liggen in de lijn van Groen. De nazaten van hem moeten dan ook serieus nadenken over de vraag wat zij doen om de helpende hand te bieden bij de integratie van allochtonen in de samenleving.”

Hoe ver moet een school daarin gaan?
„Je moet zuinig zijn op je eigen richting. Ik vind dat de minister moet garanderen dat de eigen richting door een meer open toelatingsbeleid niet onderuit wordt gehaald. Ik zeg niet dat scholen hun poorten voor iedereen open moeten doen; het schoolklimaat moet wel in stand blijven. Ik denk aan 5 à 10 procent andersdenkenden. De vaststelling van een percentage vind ik de verantwoordelijkheid van een schoolbestuur.

Diverse scholen van gereformeerd vrijgemaakte signatuur werken al met zo’n regeling. Sommigen gaan bewust nog verder dan die 10 procent.”

Wat te doen met een moslim die zijn kind aanmeldt op een reformatorische school?
„Zo’n combinatie lijkt me niet voor de hand te liggen, net zoals een islamiet niet naar een Joodse school gaat. De school zal het van geval tot geval moeten bekijken. Als iemand openstaat voor het christelijk onderwijs, is er wat te zeggen voor toelating. Je moet oppassen voor een al te academische discussie. Denk aan de discussie over de homoseksuele leerkracht op een orthodoxe school die op grond van de Wet gelijke behandeling niet meer ontslagen zou kunnen worden. In de praktijk blijkt zich deze situatie niet voor te doen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer