Gereformeerde Bond: Preek moet bij predikant op eerste plaats komen
Predikanten moeten tijd nemen én krijgen om preken grondig voor te bereiden. Andere werkzaamheden, zoals pastoraat en catechese, dienen zo nodig meer verdeeld worden onder kerkenraads- en gemeenteleden.
Dat schrijft algemeen secretaris drs. P. J. Vergunst van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in een voorwoord bij de donderdag verschenen brochure ”Instrument van de Geest – Gedachten over hervormd-gereformeerde prediking”, naar aanleiding van de aanbevelingen uit de publicatie. De brochure is het resultaat van het werk van de in 2012 door de bond ingestelde commissie prediking.
In de publicatie analyseert de commissie welke gedachten er in de postmoderne cultuur leven rond de prediking, zowel bij predikanten als hoorders. Onder voorzitterschap van ds. H. J. Lam vergeleken de leden oudere en recent gehouden preken om eventuele verschuivingen op het spoor te komen. Ook bestudeerden ze publicaties over de prediking en hield ze zich bezig met de vraag hoe de prediking aantrekkingskracht krijgt in het hedendaagse leefklimaat. „Dit werk is gedragen door het verlangen dat het primaat van de prediking opnieuw volop wordt erkend door kerkenraden en gemeenteleden”, zo stelt Vergunst.
Volgens de commissie loopt de discussie over de prediking in hervormd-gereformeerde kring via geijkte patronen. „Sinds het boek van Graafland ”Verschuivingen in de Gereformeerde Bondsprediking” (1965), gaat de aandacht in de bezinning vooral uit naar de thema’s verbond en verkiezing, wet en evangelie, beschrijvende en appellerende prediking en rechtvaardiging en levensheiliging.” Het benadrukken van die aspecten heeft volgens de commissie als risico dat discussies rond de prediking niet verder komen. Het perspectief van de prediking als werk van de Heilige Geest kan dat doorbreken. Door de Geest mag de prediker verwachting hebben van de vrucht op de preek, concludeert de brochure. „De volmacht van de verkondiging van de vergeving ligt in de zalving met de Heilige Geest. Alleen door de Geest kan de prediking geest en kracht betonen.”
Via de preek verbindt de Heilige Geest Christus en de christen, concludeert de commissie. De aandacht voor het werk van de Geest doet volgens haar recht aan vijf aspecten: het trinitarische karakter van de prediking, het verbondsmatige karakter van de prediking omdat de Geest heilshistorisch werkt in de lijn van het verbond, het Schriftuurlijk-bevindelijke karakter van de prediking omdat de Geest zich verbindt aan het Woord en dat toepast, het praktische karakter van de prediking voor een diverse gemeente en aan het ambtelijke karakter van de prediking.
De brochure sluit af met aanbevelingen voor predikant, kerkenraden en gemeenteleden. Enkele aanbevelingen voor predikanten zijn om structureel aandacht te besteden aan de persoonlijke omgang met God en aan het ontvangen van voldoende geestelijk voedsel door bijscholing en zelfstandige preekvoorbereiding, zonder te snel naar hulpmiddelen te grijpen. De vraag is, aldus de commissie, waar bronnengebruik ophoudt en plagiaat begint. „Een preek hoeft niet origineel te zijn, maar is wel het resultaat van een creatief proces waarin de prediker door de tekst heengegaan is en zich de gedachten van anderen echt eigen gemaakt heeft.” Theologiestudenten moeten wat dat betreft het ambacht van het maken van een preek, ook grondig aangeleerd worden.
De commissie vindt dat kerkenraden en predikanten de prediking prioriteit moeten geven, „in het besef dat juist in de prediking geestelijke leiding wordt gegeven aan de gemeente.” Zo kunnen predikanten Bijbelse kernbegrippen als zonde en genade, rechtvaardiging en heiliging, aanvechting en overwinning, vertwijfeling en vertroosting, verzuchting en verwachting, de aandacht geven die ze verdienen. „Waar de preek het gegeven Woord en de gegeven werkelijkheid weet te verbinden met elkaar, kan er dankzij de Geest sprake zijn van daadwerkelijke toepassing en toe-eigening.”
In de brochure klinkt ook kritiek op het toenemende aantal themazondagen in de kerk. Daardoor wordt het voor predikanten lastiger om een doorlopende prekenserie te houden. De catechismusprediking dreigt eveneens een ondergeschoven kindje te worden. De commissie wijst er op dat een prekenserie de predikant noopt tot diepgaande studie, waarvan niet alleen hij zelf, maar uiteindelijk ook de gemeente de vruchten plukt.
De commissie roept kerkenraden op om te zoeken naar vrucht op de prediking. Dat kan door middel van huisbezoek en geestelijke gesprekken binnen de kerkenraad. Daarnaast dringt ze aan op gebed. „Een prediker kan de gemeente alleen maar vol preken als de gemeenteleden vanuit hun leegte hem vol bidden.”