ABN AMRO maakt zich zorgen over de aardappelteelt
Gaat de aardappelteelt uit Nederland verdwijnen? Zo’n vaart zal het niet lopen. Maar ABN AMRO maakt zich wel bezorgd over het rendement van het gewas.
De aardappel is de kurk onder menig akkerbouwbedrijf. In een deze week verschenen rapport laat de bank zich lovend uit over de kansen van dit typisch Nederlandse product. Nederland bedient bijvoorbeeld met zijn pootaardappelen 60 procent van de wereldmarkt. De aardappelsector heeft volgens de bank een „ijzersterke” positie, met dank aan de goede grond, het gunstige klimaat en de kennis en kunde van de ondernemers.
Toch luidt de bank de alarmklok. Het rendement van de teelt wisselt nogal. Dat maakt het moeilijk voor boeren om geld vrij te maken voor noodzakelijke vernieuwing en verduurzaming. Bovendien dreigt Nederland zich uit de markt te prijzen door de –in vergelijking met andere Europese landen– strenge milieuregels en tijdrovende en kostbare toelatingsprocedure voor nieuwe milieuvriendelijke gewasbeschermingsmiddelen. De toekomst van de aardappelteelt zou zelfs op de tocht staan, aldus het rapport.
Retour
Op het eerste gezicht lijkt de aardappelteelt al op zijn retour. Sinds 2000 nam het areaal consumptieaardappelen in Nederland met 18 procent af van ruim 87.000 naar een kleine 72.000 hectare. Het areaal pootaardappelen bleef met 42.000 hectare stabiel. Echter, als je die twee bij elkaar optelt en vergelijkt met het totale akkerbouwareaal, dat in 15 jaar met ruim 20 procent afnam, is het beeld niet zo somber: aardappelen waren vorig jaar goed voor 22,5 procent van de oppervlakte akkerbouwgewassen in Nederland. Dat is zelfs 2 procentpunt meer dan in 2000.
Bovendien zit het areaal aardappelen daarmee zo ongeveer aan zijn maximum. Een nauwere vruchtwisseling (meer aardappelen telen ten koste van andere gewassen) is nauwelijks mogelijk, wil je de ziektedruk in de hand en kwaliteit op peil kunnen houden.
Vanwege de afnemende beschikbaarheid van chemische middelen ligt een ruimere vruchtwisseling eerder voor de hand, stelt de bank. Maar om de extra kosten daarvan goed te maken moeten de boeren meer aan de aardappelen kunnen verdienen.
Ketenverkorting
De weg die het rapport daarvoor wijst is ketenverkorting: akkerbouwers moeten samenwerken met afnemers en zo meeprofiteren van de marge die verderop de afzetketen wordt gemaakt. Daar zit ruimte: de prijs die boeren ontvangen voor hun consumptieaardappelen schommelt al jaren tussen de 10 en 20 cent per kilo maar de prijs die consumenten betalen ligt veel hoger en stijgt. Diepvriesfrites kost bijvoorbeeld ruim 1,30 euro per kilo, tafelaardappelen ongeveer 1,10 euro.