Geen onderscheid
Romeinen 10:10
„Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met de mond belijdt men ter zaligheid.”
Zo’n gehoorzaamheid rekent God tot gerechtigheid, zoals Paulus zegt (Rom. 4:5): „Doch degene, die niet werkt, maar gelooft in Hem, Die de goddeloze rechtvaardigt, zijn geloof wordt gerekend tot rechtvaardigheid.”
Dit Evangelie is voor alle mensen. Voor allen, zonder onderscheid, staat de deur open om door het geloof in Jezus zalig te worden. Daarom vervolgt onze tekst: „Want er is geen onderscheid, noch van Jood noch van Griek; want éénzelfde is Heere van allen, rijk zijnde over allen, die Hem aanroepen.”
Hoe heerlijk luidde deze algemene genadestem in een tijd waarin Israël zich alleen ter zaligheid geroepen waande en waarin er ook onder de gelovigen velen waren die meenden dat slechts door het vervullen van de wetten van Mozes heidenen geschikt werden om de zegeningen van het Nieuwe Testament te ontvangen. Hoe wijd doet de apostel –of beter gezegd: de Geest des Heeren– door de apostel de genadedeur open, omdat hij het Jood en heiden toeroept: „Want er is geen onderscheid, noch van Jood noch van Griek; want éénzelfde is Heere van allen, rijk zijnde over allen, die Hem aanroepen.” Zoals de zon alle delen van de aarde bestraalt en overal licht, warmte en vreugde verspreidt, zo is ook de genade van God algemeen. Allen die Hem ernstig aanroepen, die het om redding uit hun zonden en ellenden, ja om hun zaligheid te doen is, zullen zalig worden.
Sixt Karl von Kapff, predikant te Stuttgart
(”Andreas komt tot Jezus”, 1859)