Adoptie is een barmhartige noodmaatregel
”Mano Mano” is de ontroerende titel van het boek waarin tien geadopteerde volwassenen hun verhaal vertellen.
Mano is het Spaanse woord voor hand. „Dat riep ik vaak en dan stak ik mijn hand uit en wilde dat iemand mij meenam”, vertelt Ruben, een van de geïnterviewden. Toen hij negentien maanden oud was, was het dan eindelijk zover en werd hij vanuit Peru meegenomen naar Nederland.
De auteur, fotografe Lilian van Rooij uit Utrecht, heeft zich laten inspireren door ontmoetingen en vriendschappen met geadopteerden. Wat doet het met je om geadopteerd te zijn, zo vroeg zij zich af, en hoe moet je over adoptie denken?
Van Rooij sprak tien geadopteerden uit verschillende landen, en kwam tot de conclusie dat er op die vraag geen eenduidig antwoord gegeven kan worden. Er zijn overeenkomsten maar ook veel verschillen in de beleving van adoptie.
Een van de verschillen is bijvoorbeeld hoe men tegen het adoptieproces aankijkt. De een lijkt het vrij laconiek op te vatten, zoals Marijke: „Ik houd mij niet veel met mijn geboorteland bezig. Ik verloochen mijn afkomst niet, maar heb gewoon weinig behoefte er mee bezig te zijn.” Ruben daarentegen kan niet begrijpen waarom zijn biologische moeder hem heeft verlaten. Aangrijpend klinken zijn woorden dan ook: „Tot de laatste snik zou ik nog bij mijn kind blijven. Als mijn biologische moeder mij wel had gehouden, had ik het mogelijk niet overleefd. En toch, ergens in mijn hart, had ik dat misschien wel gewild.”
Dat ze door hun biologische moeder zijn afgestaan wordt door de meeste geadopteerden niet als de ideale oplossing gezien. Oscar ziet adoptie als een noodmaatregel. „Als ouders bied je een kind een thuis, maar adoptie is geen waterdicht concept om een kind gelukkig te maken en al zijn problemen weg te nemen.”
Een enkele keer besluit een geadopteerde om iets te doen voor het land van herkomst. Zoals Nimal uit Sri Lanka. Nimals moeder was zwanger geworden ten gevolge van een verkrachting. Nimal zet zich nu in voor meisjes in zijn geboorteland die slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld. Hij richtte NONA Foundation op, een organisatie die zich richt op het voorkómen van verkrachtingen, opvang, traumazorg en onderwijs.
Wanneer het ”afgestaan zijn” een plekje heeft gekregen in het leven van de geadopteerde wordt dat ook zichtbaar in de adviezen die men elkaar geeft. Lenna: „Benoem wat je moeilijk vindt en ga ermee aan de slag! Door te erkennen wat er mis is, kun je stap voor stap helen. Het denken over bijvoorbeeld ”wat als ik daar was gebleven” heeft geen enkele zin, het is een utopie.”
Veel geadopteerden ervaren boosheid richting hun biologische moeder, maar Nimal denkt dat zij in bijna alle gevallen gewoon geen andere keuze had. „Ik weet zeker dat als een moeder naar haar hart luistert, ze haar kind het liefst bij zich houdt.”
Maar misschien wel het mooiste advies is afkomstig van Lena. „Ik heb mijn biologische moeder gezegd dat we beiden naar dezelfde sterrenhemel kijken. Als ik het moeilijk heb kijk ik even omhoog. En ik weet dat zij dat soms ook doet…”
Een leerzaam boek voor geadopteerden door geadopteerden, en eigenlijk voor iedereen die met adoptie te maken heeft. Een boek wat weer meer dan eens bewijst dat adoptie een barmhartige noodmaatregel is en blijft. De kracht van het boek is dat er niet over de geadopteerden wordt geschreven, maar dat zij zelf aan het woord worden gelaten.
Een mooie bijkomstigheid is dat de opbrengsten van de verkoop van het boek gaan naar de eerder genoemde NONA Foundation.
Boekgegevens
”Mano Mano (Tien adoptieverhalen uit eerste hand)”; Lilian van Rooij; uitg. FOIL, Utrecht, 2016; ISBN 978 90 825 2120 7; 47 blz.; € 20,-.