„Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met de mond belijdt men ter zaligheid.”

Deze woorden benadrukken het belang van het geloof en schenken ons een heerlijke blik in het Vaderhart van God. Hij komt onze zwakheid te hulp en vraagt niets anders van een arme zondaar die tot niets goeds in staat is dan te geloven.

Daarna schenkt Hij ons door het geloof in ruime mate wat Hij in ons wil zien en waarmee wij in Zijn heilige ogen welgevallig kunnen zijn. Hij verlangt vooraf geen goede werken en schone deugden zoals de wet die voorschrijft. Hij doet de poorten van Zijn rijk niet pas open voor degenen die als reinen en heiligen tot Hem komen. „Eenieder die in Hem gelooft zal niet beschaamd worden.”

Waarom is het geloof voor de Heere zo belangrijk? Niet zien en toch geloven, geloven waar niets te hopen valt, vraagt van onze natuur opoffering. Daarbij hoort het opgeven van onze eigen wil, gedachten en wegen.

Kortom: een gehoorzaamheid die zich helemaal aan God overgeeft in het besef van eigen nietigheid en in de overtuiging dat wij zonder de Heere Jezus voor eeuwig verloren zijn. Niemand en niets kon ons helpen, alleen Hij.

Sixt Karl von Kapff,

predikant te Stuttgart

(”Andreas komt tot Jezus”, 1859)