Hoger beroep ‘Srebrenica’ na 2 jaar begonnen
Opnieuw zijn ze vanuit Bosnië naar Den Haag gekomen, de ‘moeders van Srebrenica’, voor het hoger beroep van de inmiddels al jaren durende rechtszaak tegen de Nederlandse overheid. De zaak gaat over wie er aansprakelijk is voor de ruim 8000 moslimmannen die in 1995 zijn gedood na het vallen van de Bosnische enclave Srebrenica. Hadden de Nederlandse militairen de mannen en jongens moeten en kunnen beschermen of niet?
Zowel de advocaten van de nabestaanden als de advocaten namens de Nederlandse Staat hielden donderdag hun pleidooi. Volgens de huidige planning is het arrest van het hoger beroep op 14 maart volgend jaar.
Een kleine groep nabestaanden was donderdag aanwezig in de rechtbank. Met behulp van tolken werd alles direct voor hen vertaald. Als de advocaat van de nabestaanden de naar zijn mening „weinig verheffende” houding van de Nederlandse Staat hekelt, klinkt er afkeurend geroezemoes. „De Nederlandse Staat ontloopt haar verantwoordelijkheid. De feiten worden ontkend of gebagatelliseerd”, aldus de raadsman.
In eerste aanleg oordeelde de Haagse rechtbank ruim twee jaar geleden dat de Nederlandse Staat aansprakelijk is voor de deportatie van ruim driehonderd moslimmannen na de val van de Srebrenica en dat de staat aansprakelijk is voor de schade die de familieleden hebben geleden.
Zowel de nabestaanden als de staat gingen daartegen in beroep. De nabestaanden omdat ze het niet eens waren met de beslissing dat de staat voor driehonderd en niet voor alle achtduizend gedode mannen aansprakelijk is. De Nederlandse Staat vindt niet dat zij aansprakelijk is. „De massamoord in Srebrenica is een vreselijk drama, waar de Bosnisch-Servische troepen, en zij alleen, verantwoordelijk voor zijn”, aldus de motivering destijds.
De mannen werden op 13 juli 1995 door de Bosnische Serviërs weggevoerd van de basis van de Nederlandse militairen van Dutchbat. De rechtbank stelt dat Dutchbat had moeten weten dat de mannen gevaar liepen. De meeste mannen zijn gedood.