Simon Goodmans speurtocht naar roofkunst
Nazi’s doodden de grootouders van Simon Goodman en stalen hun kunstverzameling. In het boek ”De wolven namen alles mee” vertelt Goodman over zijn speuractie die ertoe leidde dat een aantal kunstvoorwerpen weer in het bezit van de familie is.
Simon begon met zoeken in 1994, het jaar waarin zijn vader Bernard overleed. In diens nalatenschap ontdekten Simon en zijn broer Nick een paar kartonnen dozen boordevol met aantekeningen, doorslagen van brieven en overheidsdocumenten in het Engels, Nederlands, Frans, Duits, Italiaans en Tsjechisch. Uit de documenten bleek dat „de kunstverzameling, die ooit eigendom was geweest van de ouders van onze vader, mensen die wij nooit hadden gezien, had bestaan uit werken van enkele grote schilders, oude en nieuwe: Degas, Renoir, Memling, Cranach, Guardi.”
Er waren ook inventarislijsten met sculpturen, gobelins en meubels. Op sommige papieren werd verwezen naar personen als Adolf Hitler, Heinrich Himmler, Martin Bormann – stuk voor stuk nazi’s.
Simon en Nick hadden gehoord van opa Fritz Gutmann, een telg uit een rijk Duits-Joods bankiersgeslacht. Hij beheerde voor de oorlog een dependance van de Dresdner Bank aan de Gouden Bocht in Amsterdam. Met zijn gezin woonde hij op Landgoed Bosbeek in Heemstede. De familie had een butler, een kok, een gouvernante, zeven dienstmeisjes en twee chauffeurs. Het huis stond vol kunst en dure meubels, er hingen grote meesters aan de muren.
Aan dat riante leven kwam een eind toen de Duitsers op 10 mei 1940 Nederland binnenvielen en de kunstcollectie en het huis in beslag namen. Uiteindelijk werden Fritz en zijn vrouw Louise door de nazi’s weggevoerd. Fritz werd in het concentratiekamp Theresienstadt doodgeslagen. Zijn vrouw werd naar Auschwitz overgeplaatst en daar vergast.
Het feit dat de familie zich in de negentiende eeuw tot het christendom had bekeerd, maakte niet uit. In de ogen van de nazi’s bleven ze Joden. Bernard overleefde, omdat hij bij het uitbreken van de oorlog in Engeland woonde en werkte. Daar veranderde hij zijn achternaam in Goodman.
Toen de oorlog was afgelopen ging Bernard op zoek naar zijn ouders. Hij ontdekte dat ze waren vermoord en dat hun bezittingen door de Duitsers in beslag waren genomen of voor een schijnbedrag waren aangekocht.
Zelfs teruggave van het huis van zijn ouders, Bosbeek, was niet eenvoudig. Een ambtenaar verlangde een overlijdensakte. Bernard gaf aan dat vernietigingskampen niet aan overlijdensakten deden. De ambtenaar gaf geen krimp. Hij moest bewijs van overlijden hebben.
Het lukte Bernard uiteindelijk het leeggeroofde en volledig uitgewoonde huis weer in zijn bezit te krijgen. Hierna ging hij op zoek naar de ontvreemde kunstcollectie. Tot aan zijn overlijden in 1994 deed hij bijna niets anders.
Simon zette na de dood van zijn vader de speuractie voort. Beter is het te spreken van een strijd, want hoe kon hij bewijzen dat een bepaald schilderij ooit van zijn ouders was geweest? Hij moest het gestolen eigendom tot in detail beschrijven, indien mogelijk met inbegrip van de maten, en papieren overleggen die eerder eigendom bewezen. Hoe kon Simon dat als de eigendomspapieren waren verdwenen of vernietigd of meegenomen door de mensen die het doek hadden geroofd?
Elk kunstwerk dat hij terugvond en weer in bezit kreeg was voor Simon genoegdoening, een revanche op de zo smadelijke geschiedenis. „Telkens als ik een stuk van hun collectie vond, hoe klein ook, voelde het als een belangrijke rechtvaardiging voor mijn vroeger belasterde familie.”
Boekgegevens
”De wolven namen alles mee”, Simon Goodman; uitg. Meulenhoff, Amsterdam, 2015; ISBN 978 90 290 9111 4; 368 blz.; € 27,99.