Protocol voor omgaan met misbruik hoort in elke kerk klaar te liggen
De redactie van een groot landelijk ochtendblad muntte dinsdag een nieuwe term: kerkpedo. Die smalende benaming zag uiteraard op het 71-jarige gemeentelid van de gereformeerde kerk vrijgemaakt (gkv) Amersfoort-Oost, van wie maandag publiekelijk bekend werd dat hij in of omstreeks 1986 zeker twaalf minderjarige jongens heeft misbruikt.
In de vele mediapublicaties waarin de kwestie aan de orde komt, voert één vraag onmiskenbaar de boventoon: Stopten de voorgangers die destijds weet hadden van het misbruik de zaak bewust in de doofpot? Dat ook de Amersfoortse kwestie draait om minderjarige en dus onmondige slachtoffers, net als het omvangrijke misbruikschandaal in de Rooms-Katholieke Kerk dat enkele jaren terug werd onthuld, speelt daarbij ongetwijfeld in mee.
Tegelijkertijd zijn er naast deze parallel ook verschillen. De leidslieden in de Rooms-Katholieke Kerk die zich aan minderjarigen vergrepen waren dader én rechter ineen. Zij handelden volstrekt uit eigenbelang toen zij na eerst zonde te hebben bedreven deze uit alle macht verhulden. Uit het onderzoeksrapport van de commissie-Deetman is bekend dat intimidatie jegens slachtoffers die openheid van zaken dreigden te geven, niet werd geschuwd.
In de Amersfoortse kwestie is tot op heden niet gebleken van ambtelijk daderschap of ambtelijk machtsmisbruik. De wens om de kwestie in vertrouwelijkheid af te wikkelen, lijkt de boventoon te hebben gevoerd. Overigens zonder dat de pastorale verantwoordelijkheid daarbij geheel is veronachtzaamd. Een van de in 1986 aan de gemeente verbonden predikanten heeft, zo viel dinsdag in deze krant te lezen, meerdere slachtoffers pastoraal begeleid.
Relevant is en blijft de vraag: Is het zelfstandig en op eigen kracht afhandelen van misbruikzaken door kerkenraden een verstandige keus? Onduidelijkheid over het ambtsgeheim kan de waarheidsvinding in de weg zitten. Het ondervragen van een dader en het in gesprek gaan met minderjarige slachtoffers vergt professionele deskundigheid waar een doorsnee-ambtsdrager in de regel niet over beschikt. De voors en tegens van het doen van aangifte afwegen, vereist zorgvuldigheid, evenals het samenstellen van een feitenrelaas.
Er is in dergelijke beladen omstandigheden dan ook veel wat pleit voor het instellen van een externe commissie van deskundigen, vóórdat een kerkenraad onverhoeds uitglijders maakt en zich aan een zaak vertilt.
De Amersfoortse ambtsdragers die de zaak in 1986 op hun bord kregen, konden nog niet terugvallen op handreikingen voor kerkenraden of kerkelijke meld- en adviespunten. Anno 2016 kan dat gelukkig wel. Dat is winst, maar betekent ook dat een kerkenraad nu eigenlijk niet meer kan wegkomen met het argument ”we wisten niet wat we moesten doen”. Een stappenplan dat schetst welke ambtsdrager extern advies inwint bij een kerkelijk steunpunt hoort dus klaar te liggen, zodat het in voorkomende gevallen uit de kast kan worden gehaald en kan worden gevolgd.
Dat is voor alle kerkverbanden de les van de kwestie Amersfoort.