Presentie, vorming en werkelijkheid
Het is verleidelijk om te onderzoeken of het christelijk karakter van een school voor betere eindresultaten zorgt. Drs. A. de Muynck
gaat echter bij voorkeur na hoe de innerlijke kracht van het onderwijs versterkt kan worden. Op dit moment staat de identiteit van het onderwijs volop in de belangstelling. De vrijheid van onderwijs lijkt steeds indringender in het geding. Bij de verdediging van bekostigd confessioneel onderwijs wordt er soms op gewezen dat de effectiviteit hiervan aantoonbaar beter is. Onderzoek -ook in Europees verband- wijst uit dat dit onderwijs beter scoort dan het openbaar onderwijs. De kwaliteit die uit onderzoek onder de onderwijsinstellingen uit de achterban van de drie orthodox-christelijke hogescholen -Zwolle, Ede en Gouda- naar voren komt, bevestigt dit.
Met het lectoraat ”Onderwijs en identiteit” hebben we als hogescholen de gelegenheid om zelf onderzoek te doen naar identiteit. Het is verleidelijk daarbij vooral naar kwantitatieve effecten te kijken: zorgt het christelijk karakter van een school voor betere eindresultaten?
Innerlijke kracht
Binnen het onderzoeksprogramma van het lectoraat willen we echter een andere koers varen. In plaats van te kijken naar effectiviteit willen we nagaan op welke wijze de innerlijke kracht van het onderwijs versterkt kan worden. Dit doen we door ons vooral te richten op de leraar, een van de hoofdrolspelers in het onderwijs.
Dit betoog vormt een toelichting op enkele begrippen waarmee we het christelijk leraarschap kunnen schetsen. Christelijk leraarschap bevindt zich vandaag, zo luidt de stelling van dit betoog, tussen presentie, vorming en werkelijkheid. Met de invulling van de begrippen presentie, vorming en (ontsluiting van de) werkelijkheid kunnen belangrijke dingen gezegd worden over het christelijk leraarschap.
Presentie kunnen we samenvatten als ”het zich aanbieden van de pedagoog, ten dienste van het vormingsproces van de leerling”. Vorming is te omschrijven als ”het groeiproces dat de leerling meemaakt op weg naar het in toenemende mate verantwoordelijkheid nemen voor het eigen handelen” (daarin liggen de dienst aan God, de dienst aan de naaste en het rentmeesterschap besloten). Met het woord ”werkelijkheid” duid ik het kenbare om ons heen aan.
Als mediator tussen de leerling en de hem omringende werkelijkheid neemt de leraar een steeds wisselende positie in op de dimensies ”presentie” en ”ontsluiting van de werkelijkheid”. Anders gezegd, ik beschouw de kern van het christelijk leraarschap als een dubbele opdracht van presentie en ontsluiting van de werkelijkheid, waarbij zowel voor de presentie als voor de ontsluiting de vorming van de leerling het ijkpunt is voor het handelen van de leraar.
Iedereen aankijken
Presentie (als begrip afkomstig uit de praktische theologie, vooral uitgewerkt door A. J. Baart) is aan te duiden als ”er op een betrokken wijze zijn voor de ander”. Kenmerkend voor iemand die zich in zijn werk present stelt, is dat hij meedoet met het gewone leven. Hij is ook breed inzetbaar, sluit nauw aan bij de leefwereld van de betrokkenen, bedient zich van alledaagse omgangs- en werkvormen en stemt steeds af op de behoefte van anderen.
Verder heeft hij er steeds voor ogen dat het leven van de ander betekenisvol is. Een leraar is een ”presentiewerker”. Hij leeft met de leerlingen, richt zich op het gehele kind, sluit aan bij wat er zich voordoet en is aanwezig tijdens het denken en handelen van de leerlingen. Daarmee is hij een flexibel mens, in staat om al dan niet uitgesproken behoeften waar te nemen en te proeven.
Van de leerling uit gezien is presentie ook het eerste wat ertoe doet, wat betekenisvol is aan de meester, juf of docent voor de klas.
Ik denk aan Vincent, die in een interview het volgende vertelde: „Ik herinner me een biologieleraar die ik nog altijd intens dankbaar ben. Het was in de tweede klas van het vmbo. Aan zijn houding zag je gewoon dat hij met ons allemaal rekening hield. Hij vond het leuk als er één een grapje maakte. Maar hij gaf het ook aan als we met z’n allen even op moesten schieten. Het gekke is dat ik nooit met hem heb gepraat, maar dat hij toch zo veel voor mij heeft betekend. Misschien was wel het meest bijzondere dat hij ons allemaal van tijd tot kijk aankeek. Ja, bij hem had je het gevoel dat je er echt was. Niemand was ook minder dan een ander. Ik ging niet graag naar school, maar als ik in zijn buurt was, voelde ik me prima.”
Minder interventie
De toepassing van de presentiebenadering is niet alleen van belang omdat ze past in de situatie van het onderwijs, maar ook omdat ze basale kritiek behelst ten opzichte van het beheersingsdenken in het onderwijs. Presentie staat niet zozeer tegenover absentie -afwezigheid-, maar tegenover interventie. Met het woord interventie wordt de ingreep bedoeld die men pleegt zodra er zich een probleem voordoet. Interventies komen voort uit het rationeel-diagnostisch denken. Daarbij analyseert men het probleem, stelt een diagnose vast en bedenkt een oplossing (interventie).
Het onderwijs is vol van het interventionistische denken. Interventies bestaan vaak uit protocollen en managementinstrumenten. Deze leveren stress op en belemmeren de aandacht voor de authentieke omgang met leerlingen.
Om die reden wil ik een pleidooi voeren voor vermindering van de interventies en versterking van het gewone leven in de school. In scholen is mijns inziens een cultuur nodig waarin de gewone omgang belangrijker is dan het protocol. Een benadering waarbij de nadruk niet ligt op de prestatie, maar op het zijn. Opnieuw citeer ik Vincent: „Ik denk ook nog vaak aan hoe de leraar in groep 7 mij opving als ik een probleem had. Als het net pauze was en hij had koffie, zei hij: „Wil je ook wat drinken?” en hij ging niet op zijn grote stoel zitten, maar pakte gewoon net zo’n stoel als die van de leerlingen. En dan luisterde hij ook. De pauze liep dan even uit. Maar dat kon geen kwaad. Het was zo’n belangrijk contact. Dan kon ik er weer weken tegen.”
Gebroken werkelijkheid
Daarmee zijn we niet alleen terug bij de menselijke maat, we zijn ook veel dichter bij een christelijk beeld van de werkelijkheid. Een werkelijkheid die niet in de eerste plaats gekenmerkt wordt door perfectie, beheersbaarheid en autonomie, maar die alle sporen draagt van gebrokenheid, onrecht en kwetsbaarheid. Leraren kennen de werkelijkheid ook op deze manier. Alle goede plannen kunnen ineens doorbroken worden door de thuissituatie van een van de kinderen, door pestgedrag in de klas of door beperkingen van de leraar zelf.
Er is ook nog iets anders. Het er zijn voor de ander is in zijn kenmerken een concretisering van het liefdesgebod. De kenmerken van een presente leraar duiden op onvoorwaardelijke liefde, op het zich volstrekt willen geven voor de leerlingen. Met zijn presentie maakt de leraar iets waar van de heenwijzing naar Christus, de Persoon om wie het in het christelijk onderwijs moet gaan. Present zijn kan gezien worden als uiting én als dragende kracht van het christelijk leraarschap.
Behalve de opdracht present te zijn, heeft de leraar als doel de werkelijkheid voor de leerling te ontsluiten. Als leermeester kan hij dat wanneer hij authentiek door de inhoud van de kennis is heengegaan en bereid is volledig intermediair te zijn voor die kennis. Dat betekent dat de leraar in staat moet zijn om zijn verhaal aangaande zijn eigen staan in de werkelijkheid te vertellen.
Vanwege zijn eigen verhaal kan hij daadwerkelijk bemiddelaar zijn. Een gevaar daarbij is dat de leraar zijn verhaal vertelt omwille van het verhaal. Het vertellen kan een groot genoegen zijn en een vlam doen overslaan. Nog groter zal het genoegen van de pedagoog echter zijn als hij de leerling zelf ontdekkingen kan laten doen op de momenten dat hij als leraar zwijgt.
Leerling ontdekt
De vraag van de leerling en diens ontdekkingstocht is voor de ontsluiting van de werkelijkheid belangrijker dan het verhaal zoals dat verteld wordt door de leraar. De leraar moet zijn verhaal hebben, maar het is steeds de vraag of hij het moet vertellen.
Tot de kern van het ethos van de leraar behoort dat hij gericht is op de vorming van de leerling. Jochemsen en Glas beschrijven een beroepspraktijk als een ”normatieve sociale praktijk” die gekenmerkt wordt door beroepseigen waarden. De centrale beroepseigen waarde van het leraarschap zou ik willen omschrijven als ”handelen dat bijdraagt aan de vorming van de leerling”.
Aan die waarde kan de leraar zijn grondhouding toetsen: sta ik hier voor mijn eigen verhaal of is mij er alles aan gelegen dat er iets gebeurt met de leerling? Deze waarde vormt de kernwaarde, omdat ze richtinggevend is voor het pedagogisch en het didactisch handelen: voor de presentie als basis en verder voor alle intentionele acties die de vorming beogen, en ten slotte voor de onontkoombare interventies.
Vanuit deze kernwaarde zal de leraar maat houden bij het vertellen van zijn eigen verhaal. Vanwege de noodzaak van presentie en de juiste manier van omgaan met het eigen verhaal is attitudevorming een van de meest wezenlijke doelen in de lerarenopleiding. Het is dan ook van grote betekenis dat in de lerarenopleiding methoden zoals video-interactiebegeleiding en supervisie worden ingezet. Het is bepaald niet soft om met de kwaliteit van het handelen bezig te zijn, het is zelfs een harde noodzaak om te weten wie je zelf bent in het contact met leerlingen. Leraren mogen de vragen over zichzelf niet ontlopen. De ideale leraar is immers de leraar die zichzelf heeft leren kennen.
Met het onderzoeksprogramma van het lectoraat willen we een bijdrage leveren aan de vorming van leraren die zich present weten te stellen en die op authentieke wijze kennis kunnen overdragen. We doen dat bijvoorbeeld door middel van onderzoek naar vormingsidealen die leraren koesteren, onderzoek naar de betekenis van supervisie en onderzoek naar de rol van de veldopleiders in een project als ”Opleiden in school”.
Verder willen we het onderwijs ondersteunen bij het vormen van een eigen visie op nieuwe onderwijsconcepten zoals competentieleren en ontwikkelingsgericht onderwijs.
Aandacht
Het christelijk onderwijs kan aan innerlijke kracht winnen wanneer het de volle aandacht heeft voor het gewone leven en handelen van de leraar én wanneer het beoogt de volledige werkelijkheid voor de leerling te ontsluiten. De lerarenopleiding kan vernieuwend en verdiepend zijn wanneer ze zich richt op attitudevorming in het leraarschap. Met bescheiden pretenties kan er iets gerealiseerd worden van de droom dat een christelijke school in vorm en inhoud doortrokken is van haar belijdenis.
Dit artikel is een verkorte versie van de lectorale rede die de auteur vrijdag heeft uitgesproken bij het aanvaarden van het lectoraat ”Onderwijs en identiteit” aan christelijke hogeschool de Driestar te Gouda, in samenwerking met de Gereformeerde Hogeschool te Zwolle en de Christelijke Hogeschool Ede.