Sacha Batthyany werpt licht op oude familiezonden
„Hoe ik door een krantenbericht het spoor bijster raakte en zeven jaar zocht om mezelf terug te vinden.” Het lijkt een absurde ondertitel, maar hij past wel bij het boek ”En wat heeft dat met mij te maken?”
Op een dag krijgt journalist Sacha Batthyany een krantenbericht onder ogen met de kop ”Gastvrouw van de hel”. Tot zijn verrassing leest hij in dit artikel over zijn tante Margit, de puissant rijke erfgename van de Thyssenmiljarden (van de Duitse staalbaron Thyssen), die tijdens de oorlogsjaren een feest organiseert waarop leden van de Gestapo en plaatselijke nazikopstukken uitgenodigd zijn.
In de loop van de avond verlaten enkele gasten de zaal om 180 Joden dood te schieten die klaar staan voor transport naar de kampen – omdat ze besmet zouden zijn met vlektyfus. Na dit incident zetten ze het feest dansend voort. Als na 1945 zeven van de aanwezigen aangeklaagd worden, vinden de twee hoofdgetuigen de dood. Daarna doet niemand z’n mond meer open.
Als de auteur zijn vader naar deze dingen vraagt, reageert die zeer terughoudend. Batthyany zelf heeft tot die dag niets met familiegeschiedenis: hij is niet opgegroeid in Hongarije (waar de familie vandaan komt), maar in Zwitserland. Niets in dat land herinnert aan Hitler of Stalin, het is neutraal terrein. Zijn ouders zijn na de oorlog verhuisd naar dit land om er opnieuw te beginnen.
Oorlogskleinkinderen
De ik-figuur in het verhaal veinst om te beginnen afstand. Tante Margit is geen Batthyany maar een Thyssen, aangetrouwd dus. Toch blijft de historie haken. De verteller herkent zich in de verhalen van oorlogskleinkinderen die zich afvragen wie ze geworden zijn doordat hun ouders altijd zwegen. Hij proeft de opmerking: „De generatie van onze ouders stroopte de mouwen op om het puin te ruimen. Het opruimen van de innerlijke puinhopen is de taak van de kleinkinderen.”
Het verhaal komt dichterbij als de auteur na het sterven van zijn grootmoeder haar dagboeken krijgt. Hij leest erin over de familie Mandl, de Joodse buren van zijn grootouders, en hun kinderen Agnes en Sándor. De laatste twee worden tot wanhoop van hun ouders tijdens een razzia opgepakt en naar Auschwitz afgevoerd. In paniek bezoeken vader en moeder Mandl de grootouders van de schrijver en smeken hun om hulp. Maar vanwege de overlast die ze geven, worden ze doodgeschoten door een aanwezige Duitser – terwijl de grootouders van de ik-figuur niets doen.
Chaos
Het lezen van dit boek is een aparte ervaring. De tekst vormt een lappendeken van romantechnieken: dagboekfragmenten, autobiografische vertellingen, reisverslagen en dialogen. Als een dialoog niet genoeg informatie verschaft, vullen lange voetnoten die leegte op. Zelden heb ik zo’n lappendeken gelezen vanuit het ik-perspectief.
De auteur doet geen enkele moeite zich te verbergen en schrijft ná zo’n dialoog ook rustig: „Ik stel me voor dat Ivan en Feri komen spreken over het uitstapje naar Italië.” Soms krijg je als lezer zelfs het idee dat je een casus voorgeschoteld wordt: „Stel dat op die dag, laten we zeggen om 22.15 uur, de volgende woorden waren gevallen (…).” Dat maakt de compositie van de roman bijzonder – ik twijfel tussen ”rommelig” en ”bewust gekozen weergave van de chaotische beleving van de auteur”.
En toch haak ik niet af. Iets drijft me om verder te lezen. Ik denk dat de kwetsbaarheid van de auteur in zijn zoektocht naar zichzelf en zijn geschiedenis de oorzaak is. Het grote vraagstuk dat hem beheerst is: Wie ben ik? Wie ben ik als mijn tante danst terwijl 180 Joden de dood ingejaagd worden, en als ze zich daarna inscheept voor een cruisevakantie op de Egeïsche Zee?
Slachtoffers en daders
Het antwoord op die vraag schuift de auteur voor zich uit. Hij bezoekt alle plaatsen waar zijn geschiedenis geschreven is, hij probeert orde in zijn hoofd aan te brengen op de sofa bij een psychoanalyticus. Hij zoekt contact met de kleinkinderen van Agnes Mandl om dingen uit het dagboek van zijn grootmoeder te controleren. De kinderen Mandl hebben, van hun kant, te horen gekregen dat hun ouders zelfmoord gepleegd hebben en dit heeft hen altijd achtervolgd. Dankzij het dagboek hebben ze de kans om hun geschiedenis te herschrijven, de geschiedenis die zo allesbepalend geweest is voor hun leven. En opnieuw vraagt de auteur zich af wie hij is, als zij de slachtoffers zijn. Is hij dan de dader?
Batthyany komt veel te weten. Herkent het verschil tussen de generatie van zijn ouders en die van hemzelf. Zij waren de eerste generatie die veel had meegemaakt zonder dat ze zich als individu konden verweren. Geïnteresseerd in de buitenkant, maar zwijgzaam er als er iets gevraagd werd.
Hijzelf hoort bij de nieuwe generatie die zichzelf als het middelpunt van de wereld ziet, die nachtenlang discussieert over relaties, seksuele voorkeuren en glutenallergie. Hij wil een positie innemen en stelt hardop dat zijn familie te laf geweest is om zich te verzetten of om Joden te laten onderduiken. Dat hij niet uit een familie van helden, maar van mollen komt.
De schrijver stelt zijn daad en geeft openheid aan de familie van de slachtoffers. En daarmee maakt hij ruimte. Zo’n keus maakt ook hem, in mijn ogen, een held. In de wereld van chaos een roos laten bloeien. Wie wil dat niet?
Boekgegevens
”En wat heeft dit met mij te maken? Mijn familiegeschiedenis. Een misdaad in 1945”, Sacha Batthyany; uitg. Hollands Diep, Amsterdam, 2016; ISBN 978 90 488 3258 3; 239 blz.; € 19,99.