SCP-rapport: Kerk hoeft van onkerkelijken niet te verdwijnen
Maar weinig Nederlanders zouden het toejuichen als kerken helemaal zouden verdwijnen. Religieuze uitingen in de publieke ruimte stellen onkerkelijke Nederlanders echter niet op prijs.
Dat blijkt uit het derde kwartaalbericht van 2016 over het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB), waarin het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) aandacht besteedt aan de stemming in Nederland en opvattingen over politieke en maatschappelijke kwesties. Het rapport bevat ook een hoofstuk over kerkelijkheid en godsdienst.
Opvallend
Dat maar heel weinig onkerkelijken het verdwijnen van de kerk toejuichen – daar kijken ook de onderzoekers van op. „Na vele decennia van leegloop bij de kerken is het opvallend dat maar 11 procent van de Nederlanders onomwonden van mening is dat het een goede zaak zou zijn als de kerken verdwijnen.”
Het rapport verdeelt de Nederlanders als het gaat om kerkelijkheid en godsdienst in drie groepen: onkerkelijken, kerkelijken (kerkleden die zelden of nooit een dienst bezoeken) en kerkgangers (kerkleden die minstens één keer per maand naar de kerk gaan).
Kerkgangers vinden veel vaker dan andere Nederlanders dat andere mensen doorgaans te vertrouwen zijn (67 procent tegen 57 procent van alle Nederlanders). Ook hebben ze aanzienlijk meer vertrouwen in de Tweede Kamer (62 procent tegen 49 procent) en in de rechtspraak (72 tegen 64 procent). Over de multiculturele samenleving zijn kerkgangers juist sceptischer. Over Europa zijn ze juist positief; 57 procent vindt het EU-lidmaatschap van Nederland een goede zaak, tegen 46 procent van alle Nederlanders.
Vrijwilligerswerk
Dat kerkgangers meer vrijwilligerswerk verrichten (55 procent tegen 35 procent van alle Nederlanders), was al bekend uit eerdere onderzoeken. Ook verrichten kerkse mensen duidelijk meer informele hulp (44 tegen 34 procent).
Bij een behoorlijke minderheid van de Nederlanders heeft de kerk het nodige sociaal krediet. Zo denkt 35 procent van de ondervraagden dat er zonder de kerken minder mensen zouden zijn die zich vrijwillig inzetten voor anderen. Ook is 40 procent van mening dat zonder kerken zwakke groepen in de samenleving meer aan hun lot overgelaten zouden worden.
Normen en waarden
Als het gaat om de rol van religie als bron van moraliteit, lopen de meningen van onkerkelijken en kerkgangers het verst uiteen. Van de onkerkelijken kent bijna niemand aan religie een belangrijke rol toe voor het behoud van waarden en normen, tegen tweederde van de kerkgangers. Hetzelfde geldt voor het belang van religie in de opvoeding.
Publieke uitingen van religie stellen onkerkelijken niet op prijs. Kerkgangers hechten daar juist veel waarde aan. De helft van de kerkgangers vindt religie heel belangrijk bij herdenkingen, 32 procent ook bij nationale feestelijkheden. De kloof tussen onkerkelijken en kerkgangers is hier wel minder groot. Een ruime meerderheid van kerkgaande christenen relativeert de nationale betekenis van religie, constateren de onderzoekers.
Islamisering
Als mensen religie noemen in relatie tot maatschappelijke problemen, komt vaak de islam ter sprake. In een vergelijkbaar onderzoek uit 2008 toonden veel respondenten zich bezorgd over intolerantie tegenover moslims. Die zorg is duidelijk afgenomen. Wat nu sterker naar voren komt, is de angst voor de islamisering van Nederland. Regelmatig wordt daarbij een link gelegd naar de vluchtelingencrisis.
Soms wordt niet religie, maar secularisatie genoemd als het probleem waarom het met ons land de verkeerde kant op gaat. Deze visie is volgens het rapport alleen te vinden onder „een groep (orthodoxe) christenen.”
Een vrouw van 64 jaar verwoordt het in het rapport zo: „Omdat er geen rekening wordt gehouden met God en de geboden uit de Bijbel neemt de decadentie in Nederland toe, en worden er steeds minder normen en waarden gehandhaafd. Daardoor verloedert de maatschappij en is er steeds minder onderling respect.”