Cultuur & boeken

Christian Wiman: geloven dankzij liefde en pijn

Hoe verschijnt God in het leven van een mens? Christian Wiman schreef met ”Mijn heldere afgrond” een boek op de rand van leven en dood, rafelig en vol van het mysterie van Hem naar Wie wij verlangen en voor Wie wij terugschrikken.

dr. T. T. J. Pleizier

27 September 2016 17:35Gewijzigd op 16 November 2020 06:55
beeld iStock
beeld iStock

Spiritualiteit is uniek en persoonlijk. Wie het eigen geloofsleven onder woorden wil brengen, vindt daarvoor maar moeilijk woorden. Met zijn indringende zoektocht verkeert Christian Wiman, een in Texas geboren Amerikaanse dichter, in het gezelschap van C. S. Lewis, Blaise Pascal en Aurelius Augustinus. Hun religieuze autobiografieën hebben velen geraakt en doen dat nog steeds. In ”Verrast door vreugde” van Lewis en de ”Belijdenissen” van Augustinus kom je in contact met mensen die God zochten, of beter gezegd: mensen die door God gevonden werden.

Wimans boek is geen bekeringsverhaal dat langs geijkte patronen verloopt. Iedere mens is tenslotte anders en God gaat met iedere mens een unieke weg. ”Mijn heldere afgrond”, de Nederlandse vertaling van het in 2013 uitgekomen ”My Bright Abyss”, biedt precies wat de ondertitel aangeeft: overpeinzingen van een moderne gelovige. Het vertelt Wimans eigen verhaal, waarin een belangrijke rol speelt dat hij negen jaar geleden getroffen werd door een zeldzame vorm van beenmergkanker – die ziekte is in zijn leven nog steeds niet overwonnen.

Wiman, die religie en literatuur doceert aan de theologieopleiding van de universiteit van Yale, is geen Lewis, Pascal of Augustinus. Zij hebben God gevonden in hun eigen tijd en geven daar vanuit hun eigen tijd en taal woorden aan. Het boek van Wiman illustreert daarmee een belangrijk gegeven uit het christelijk geloof: de Geest vervoegt het heil, in elk tijd, in elke taal, voor ieder mens. Heil op maat. Want geloof is niet abstract.

Mysterieus

Het is ook veel beter om over ”geloven” dan over ”geloof” te spreken, zo houdt Wiman ons voor: „Geloven is niets meer –en hoe reëel is dit– dan een bewegen van de ziel naar God. Het is niet: geloof. Geloof heeft z’n onderwerpen – Christus die opgestaan is, God die de aarde heeft geschapen. Geloven heeft die niet. Zelfs de gelovende beweging is mysterieus en onverklaarbaar: ik zeg dat de ziel naar God beweegt, maar dat is alleen de beperktheid van de taal.”

Als dichter weet Wiman hoe moeilijk, zo niet onmogelijk, het is om woorden te vinden voor de beweging van de ziel naar God. Hij vertelt geen levensverhaal, maar biedt fragmenten, meditatieve brokken, afgewisseld met gedichten. Soms in rauwe woorden. Deze moderne gelovige zoekt zijn eigen taal, vervreemdend soms voor wie op zoek is naar bekende uitdrukkingen en zinswendingen.

Maar wie zich daarvoor opent, zal worden meegenomen in een gevoelig boek dat door niemand anders beter vertaald had kunnen worden dan door Willem Jan Otten, de dichter en schrijver die zich in 1999 bekeerde tot het christendom en zich aansloot bij de Rooms-Katholieke Kerk.

Naderende dood

Boeken als deze, waarin een mens zijn ziel openlegt en de beweging van zijn ziel naar God deelt, zijn zeldzaam. Het maakt het lezen ervan ook tot iets huiveringwekkends: dat je wordt toegelaten in de binnenwereld van iemand die zijn pijn deelt, maar ook de diepe ervaringen van liefde. Meer nog: hoe in de pijn van de kanker en de overweldiging van het bemind zijn, God Zich laat kennen: „Voor sommigen van ons is er de verschrikking en pijn voor nodig om de stem van God te kunnen horen.” Dit is geen beschouwende zin, dit zijn woorden die neergeschreven zijn door iemand die de dood voor ogen heeft.

Deze twee elementen, liefde en pijn, brachten de schrijver terug bij het geloof van zijn jeugd. „Ik kan niet voor andere mensen spreken. Ik weet alleen dat ik geen idee had van wat liefde was tot ik een liefde vond die zich opende en opende en opende. En tot ik erkende dat waarvoor die liefde zich opende, en waarin zij openbloeide, God was.”

En toen was er ineens de naderende dood en de grote eenzaamheid die pijn met zich meebrengt. De schrijver kan zich niet meer tevreden stellen met seculiere antwoorden, het atheïsme overtuigt niet langer. Maar terug naar de pinksterkerk in Texas gaat ook niet meer. Het geloof verweeft zich met het leven. Terug naar vroeger bestaat niet, want je bent niet meer wie je vroeger was. En daarom blijft er alleen de zoektocht vooruit.

Wiman grijpt naar de poëzie. Zoals vaker bij dichters, schept de poëzie ruimte om te denken en te spreken over geloven. Maar ook andersom: de taal van het geloof helpt de arbeid van de dichter beter te begrijpen.

”Mijn heldere afgrond” is geen boek om zomaar uit te lezen. Het vraagt inspanning. Het biedt fragmenten die uitnodigen tot een eigen overpeinzing. Ook al roept het bevreemding op. Niet elke bron waaruit Wiman citeert zal herkenbaar zijn, van Simone Weil en Dietrich Bonhoeffer, tot dichters als Rilke, Wordsworth, Yeats en Gerard Manley Hopkins. Zijn boek is geen stichtelijk boek zoals het doorgaans wordt opgevat, maar de lezer kan bij het lezen bijna niet anders dan bij zichzelf nagaan hoe zijn eigen ziel zich verhoudt tot God. Bevindelijker kan haast niet.


Boekgegevens

”Mijn heldere afgrond. Overpeinzingen van een moderne gelovige”, Christian Wiman, vert. Willem Jan Otten; uitg. Brandaan, Barneveld, 2016; ISBN 978 94 6005 035 0; 198 blz.; € 19,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer