Hugenoot zonder het zelf te weten
Wie een van de zestig appartementen in het Franse Ziekenhuis in Rochester wil huren, moet bewijzen dat hij hugenoten in zijn voorgeslacht heeft. Zo heel moeilijk hoeft dat niet te zijn: minstens één op de zes Britten stamt van de gevluchte Franse protestanten af. Vaak weten ze dat zelf echter niet.
Het historische materiaal van het ziekenhuis vormde de basis voor het Hugenotenmuseum dat vorig jaar in het Engelse stadje werd geopend. Directeur Emily Fuggle is ervan overtuigd dat haar instelling –de enige in het land– in een leemte voorziet: de meeste inwoners van Groot-Brittannië weten weinig over de protestanten die Frankrijk vanwege de geloofsvervolging ontvluchtten. „In het geschiedenisonderwijs krijgt het nauwelijks aandacht.”
Rochester ligt in het Engelse graafschap Kent, ten zuidoosten van Londen. Heel bijzonder lijkt het stadje op het eerste gezicht niet te zijn, maar alleen al de High Street biedt voldoende om er een dag door te brengen: een kathedraal, een kasteelruïne, een park met uitzicht over de rivier, een kruipdoor-sluipdoorantiquariaat, twee musea en een reeks winkels.
Vluchtelingen
De naam van een zijstraatje, Providence, verwijst naar de zorg van het Franse Ziekenhuis dat er sinds 1959 is gevestigd. Het Hugenotenmuseum zit even verderop, boven het VVV-kantoor. De eerste bezoekers kwamen in mei 2015. Twee maanden later nam prinses Alexandra –nicht van koningin Elizabeth II– de officiële opening voor haar rekening.
Het eerste jaar ontving het museum 8000 bezoekers. Ze kregen allemaal een munt mee. Daarmee konden ze aangeven of ze van de hugenoten afstammen of niet. De bak van de nee-stemmers is iets voller dan die van de ja-zeggers. „Een deel van het publiek komt uit het buitenland”, zegt directeur Fuggle. „Bij alle teksten hebben we ook een Franse vertaling gegeven.”
Ze wijst op de actualiteit van de tentoonstelling. „Europa telt opnieuw veel vluchtelingen.” Een deel van hen doet verwoede pogingen om vanuit Frankrijk Engeland binnen te komen. Het probleem is nu niet dat Frankrijk hen niet wil laten gaan. Het probleem is dat ze Engeland niet binnen mogen.
Brood des levens
De expositie vertelt over de vervolgingen in het Frankrijk van de 16e en de 17e eeuw, de vlucht, het opbouwen van een nieuw bestaan in een vreemd land. Er ligt een Bijbel die in brood werd gebakken zodat hij niet ontdekt zou worden. Er is een miniatuurgebedenboek, zo klein mogelijk. Er zijn prenten en een verslag van de Bartolomeüsnacht, de massamoord in 1572 die vele duizenden Franse protestanten het leven kostte.
Volgens het museum sloegen bijna 180.000 hugenoten op de vlucht. Andere bronnen noemen grotere aantallen. Van hen kwamen er meer dan 50.000 in Engeland terecht. De helft van die groep vestigde zich in Londen. In een video komen enkele nazaten aan het woord. Een vrouw vertelt hoe haar voorvader uit Frankrijk ontsnapte, verborgen in een wijnvat. Voorwerpen uit die tijd werden generaties lang zorgvuldig bewaard. Franse woorden als ”refugee” (vluchteling) en ”exile” (ballingschap) kregen een blijvende plaats in de Engelse taal.
De La Rives vermomden zich als sinaasappelverkopers, namen een ezel aan een touw en wisten zo te ontkomen. De La Condamines vluchtten op een muilezel, met twee kinderen verborgen in een mand. Twee zussen Raboteau werden bedreigd met een gedwongen huwelijk met een roomse man of opsluiting in een klooster. Hun oom verstopte hen in kisten appels en smokkelde hen het land uit op zijn schip. Families werden soms uiteengescheurd: David Garric redde zich het vege lijf door te vluchten, zijn vrouw volgde per boot, pas twee jaar later zagen ze hun enige kind terug.
Eigen instellingen
In Engeland ontstonden vluchtelingengemeenschappen in Londen, Canterbury, Norwich en Southampton. De hugenoten stichtten er Franstalige kerken en scholen. Samen probeerden ze een nieuw bestaan op te bouwen. Ze zorgden ervoor dat alle kinderen onderwijs kregen: de rijken betaalden het voor de armen.
Andere hugenoten vestigden zich nabij de kust, in plaatsen als Dover, Rye en Faversham. Bij helder weer konden ze hun vaderland zien liggen, waar ze vanwege hun geloofsovertuiging niet werden getolereerd.
Na de herroeping van het Edict van Nantes –dat de Franse protestanten een zekere vrijheid gaf– in 1685 arriveerden er wekelijks honderden uitgeputte vluchtelingen aan de overkant van het Kanaal. Mannen, vrouwen en kinderen. De kustplaatsen moesten moeite doen hun voedsel en voorlopig onderdak te bieden.
Vaardige vingers
Met zijn onverdraagzaamheid sneed Frankrijk zich lelijk in de vingers: tal van kundige ambachtslieden namen de wijk. Ze brachten hun kennis mee naar het land dat hen gastvrij ontving en vervaardigden daar juwelen, horloges, textiel, meubels, glas- en zilverwerk.
Niet alleen op de nijverheid, maar ook op het culturele leven hadden de hugenoten invloed. Hun hoop dat hun verblijf in het buitenland maar tijdelijk zou zijn, bleek tevergeefs.
Hospitaal met Hugenotentuin
In het Franse Ziekenhuis vonden hugenoten een luisterend oor en kregen ze verstaanbare uitleg. Door de geleden ontberingen hadden veel vluchtelingen medische hulp nodig. De traumatiserende gebeurtenissen eisten ook psychisch hun tol.
Het hospitaal was vanaf 1718 in Londen gevestigd, eerst in het centrum en vanaf 1865 in de wijk Hackney. In 1959 werden negentien huizen in Rochester aangekocht die broodnodig gerestaureerd moesten worden. Ze werden omgevormd tot appartementen voor zelfstandig wonende bejaarden, met hulp op afroep. Bij het complex werd in 1983 de Hugenotentuin aangelegd. De beplanting herinnert aan de Franse afkomst van de bewoners.
Generaties lang was de familie Duval betrokken bij het ziekenhuisbestuur. Een van hun nazaten komt aan het woord in een video in het Hugenotenmuseum. Daar hangen nu ook de schilderijen van de achttiende-eeuwers Jacques de Gastigny, oprichter van het hospitaal, en ziekenhuispredikant Philipe Menard.