Twee Boeings 747 bijna in botsing
Twee Australische Boeings 747, met in totaal ruim 800 passagiers aan boord, zijn eerder deze maand op een haar na ontsnapt aan een frontale botsing boven de Stille Oceaan. Dat meldde de Australische krant Sydney Morning Herald zaterdag.
De twee toestellen, beide van de Australische maatschappij Qantas, vlogen recht op elkaar af, hoewel zij onder toezicht stonden van een luchtverkeersleider van de Frans-Polynesische organisatie van luchtverkeersleiders.
Minder dan een minuut voordat de toestellen met elkaar in botsing kwamen, waarschuwde het Airborne Collision Avoidance System (ACAS), een speciaal computerprogramma aan boord, de beide bemanningen. Een ramp werd voorkomen doordat het ene toestel 150 meter hoger ging vliegen dan de oorspronkelijke hoogte en het andere 150 meter lager.
Uit het onderzoek, dat nog niet is afgerond, bleek dat een luchtverkeersleider beide toestellen -waarvan er een uit Los Angeles (VS) kwam en een uit Auckland in Nieuw-Zeeland- toestemming had gegeven op een hoogte van 33.000 voet te vliegen. Het is gebruikelijk dat vliegtuigen tussen Auckland en Los Angeles, in oostelijke richting op gelijke hoogten vliegen, zoals 32.000 of 34.000 voet, om botsingen te voorkomen. Vliegers vragen in uitzonderlijke gevallen wel eens om een andere afwijkende vlieghoogte, bijvoorbeeld omdat ze een brandstoftekort vrezen.
Volgens een woordvoerster van Qantas waren de toestellen elkaar op dezelfde hoogte genaderd tot een afstand van 17 kilometer. Die afstand zou in 38 seconden overbrugd zijn geweest. In dat gedeelte van het luchtruim moeten vliegtuigen volgens de regels op dezelfde hoogte minimaal 92 kilometer bij elkaar vandaan blijven. Toestellen die op dezelfde hoogte zitten, kunnen, eveneens volgens die regels, slechts in dezelfde richting vliegen.
Op 10 juli 1991 kwamen een 747 van Qantas en een DC10 van Continental Airlines bijna met elkaar in botsing in de buurt van Hawaï. Ook toen voorkwam een alarm van het ACAS een ramp.