Crisis te boven dankzij politieke samenwerking
Vier jaar lang heeft het kabinet-Rutte/Asscher gewerkt aan herstel van de economie. En met resultaat, was deze week de boodschap van de coalitie: Nederland staat er weer goed voor. Maar in hoeverre is dat op het conto van het kabinet te schrijven? En wat nu?
Het is de taak van de regering „uit te kijken naar wat de toekomst moet worden en zo tijdig als mogelijk is aanpassingen tot stand te brengen die nodig zijn om de kansen te grijpen die de toekomst biedt.” Met dat citaat van de onlangs overleden oud-premier De Jong benadrukte koning Willem-Alexander dinsdag in de Troonrede dat het kabinet oplossingen moet zoeken „voor bedreigende en onvoorspelbare ontwikkelingen.” Zoals dat de afgelopen jaren is gebeurd om de economische crisis weer te boven te komen.
Dát de overheid zich intensief met de economie bemoeit, dateert pas van 1915, toen koning Willem I aantrad. Die investeerde fors in infrastructuur en handel. Daarvoor was ons land een zogeheten nachtwakersstaat, waarin de overheid zich vooral bekommerde om de veiligheid van zijn inwoners en om de rechtsorde.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw bereikte het vertrouwen in de overheid als motor van maatschappelijke en economische veranderingen een hoogtepunt onder premier Den Uyl (1973-1977). De laatste kabinetten benadrukken juist weer de eigen verantwoordelijkheid van burgers. Al blijft dat vooral lippendienst, schetste bestuurskundige dr. Paul Frissen enige tijd geleden in dagblad Trouw.
De PvdA verwacht traditiegetrouw het meeste heil van overheidsingrijpen. Maar ook de VVD –die op papier voor een kleine overheid is– kijkt al gauw naar de staat. „Bij het CDA geldt dat nog het minste. Die partij gelooft traditioneel nog het meest in het initiatief van individuen en maatschappelijke organisaties.”
Al met al, concludeerde Frissen, „staat bij alle partijen nog steeds de maakbaarheid van de samenleving centraal.” Wat ook wel logisch is. „Voor de politiek is het moeilijker zich niet met zaken te bemoeien en ontwikkelingen hun gang te laten gaan, dan in te grijpen. De invloed van het calvinisme is in alle Nederlandse politieke stromingen nog groot. En er is ook een nog altijd diepgeworteld paternalisme.”
Dat verklaart waarom de coalitiepartijen VVD en PvdA, op meerdere momenten gesteund door D66, ChristenUnie en SGP, de afgelopen jaren voortvarend aan het hervormen en bezuinigen zijn geslagen om de economische crisis te beteugelen. Ze sneden voor zo’n veertig miljard euro in de overheidsbegroting.
Rigide
Die aanpak heeft de economie „onnodige schade” toegebracht, schreef het ING Economisch Bureau vorige week in een rapport. „Dat snijden had een hoge prijs”, aldus een van de auteurs, Marieke Blom. „Het leven van de gemiddelde Nederlander werd bijvoorbeeld duurder en veel ambtenaren en werkenden in de zorg hadden minder te besteden of verloren hun baan.” Als ons land „minder rigide” de Europese begrotingsregels had nageleefd, hadden „een paar honderdduizend mensen hun baan behouden.”
Afgezien van de kritiek van de bank op de aanpak van het kabinet, vindt de hoofdeconoom bij ING wel dat de overheid moest ingrijpen om de economische crisis te beteugelen. „Het groeivermogen van de economie is toegenomen dankzij de hervormingen van het kabinet, zoals de verhoging van de AOW-leeftijd en de beperking van de groei van de zorguitgaven. Dat was verstandig. Daar is het kabinet terecht trots op. Die ingrepen hebben Nederland namelijk wel toekomstbestendiger gemaakt dan veel andere landen.”
Het kabinet kon niet aan de zijlijn blijven staan toekijken, vindt ook bestuurskundige prof. dr. Walter Kickert, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. „Denk nog even terug aan de context van de crises: in 2008 hadden we een bankencrisis; de hele financiële wereld stortte in. Daarop volgde in 2009 een economische crisis. Los van de vraag wát je dan doet –die discussie is voer voor economen– is niets doen in zo’n situatie absoluut niet aan de orde.”
Overigens duurde het nog wel tot 2010 voordat het toenmalige kabinet-Rutte I met een fors bezuinigingspakket kwam, aanvankelijk van 18 miljard euro.
Kickert rondde in 2014 een vergelijkend onderzoek af naar de manier waarop veertien Europese overheden omgingen met de begrotingscrisis.
De crisis mocht dan voor Nederlandse begrippen ernstig heten, in Europees perspectief was die „uiterst bescheiden”, stelt Kickert. „Wij zijn een uitermate welvarend land. Welbeschouwd was er in Nederland weinig tot niks aan de hand. Kijk maar eens naar Griekenland: daar is onder druk van Europa en het IMF gigantisch bezuinigd. De Griekse economie is eraan kapotgegaan. Ook in andere zuid-Europese landen waren de begrotingstekorten veel groter dan hier.”
Meer dan die zuidelijke EU-lidstaten en Frankrijk koos het Nederlandse kabinet voor een bezuinigingsbeleid. Dat past bij de Nederlandse aard, schetst de bestuurskundige. „In onze geschiedenis zie je dat kiezers meer steun geven aan zuinige regeringen. De begrotingsdiscipline hier is niet alleen iets van een stel invloedrijke economen; die wordt door de bevolking breed gedeeld.”
Meegelift
Opeenvolgende kabinetten hebben de afgelopen jaren „fors” ingegrepen, schetst Kickert. „We hebben meerdere bezuinigingsrondes achter de rug.” Toch wil hij het herstel van de economie niet alleen toeschrijven aan het overheidsbeleid. „Heel belangrijk is de internationale economie. Wij worden in het bijzonder beïnvloed door de Duitse economie. Die is sterk gegroeid. Op die groei is de Nederlandse economie meegelift.”
Blom wil het belang van overheidsingrijpen niet wegpoetsen. „De internationale context en het kabinetsbeleid zijn allebei belangrijk.” Ze benadrukt dat het wel uitmaakt hóe de regering te werk gaat. „Welke maatregelen er worden genomen, is vooral een politieke keuze. Maar economen weten dat overheidsoptreden tijdens een crisis grote impact heeft. Het maakt dus nogal verschil of het kabinet op de rem trapt door te bezuinigen of de economie juist een zetje geeft door te investeren.”
Dé les van de afgelopen jaren is volgens haar dat de focus moet komen te liggen op langetermijngroei. „Nederland achtte zich nu gebonden aan de Europese afspraak dat het financieringstekort niet meer dan 3 procent van het bruto binnenlands product mag bedragen. De regel is dat een land snel ingrijpt als dat toch gebeurt, bijvoorbeeld door extra te bezuinigen. Maar dat heeft dus slecht uitgepakt. Strikt vasthouden aan die norm remt de economische groei, waardoor herstel langer duurt. Nederland heeft met die ervaring Europa een les te leren: zijn de eerder gemaakte afspraken wel zo verstandig?”
Ex-directeur van het Centraal Planbureau Coen Teulings wees er begin deze week in Trouw op dat het kabinet duidelijkheid moet verschaffen over waar het met Nederland heen wil. Die helderheid leidt tot rust en zekerheid bij bedrijven en consumenten, waardoor die weer het vertrouwen krijgen om te investeren en te consumeren.
„Mensen vinden het prettig om te horen welke richting we opgaan”, weet Blom. „Maar of het nou echt een groot verschil maakt, weet ik niet. Kwaad kan het in elk geval niet.”
Tegenstellingen
Dat het kabinet erin geslaagd is vier jaar lang te werken aan het herstel van Nederland schreef PvdA-leider Samsom woensdag tijdens de Algemene Beschouwingen toe aan de wil bij VVD en PvdA „om samen te werken in het belang van dit land en zijn inwoners.” De afgelopen jaren, voegde hij er aan toe, „hebben laten zien dat Nederland gedijt bij een politiek van overleg, van compromissen sluiten.”
Een dag eerder wees de koning er in zijn Troonrede al op dat „politieke tegenstellingen werden overbrugd en verschillende maatschappelijke belangen met elkaar zijn verenigd.” Nog niet eerder, stelde hij, „werden zoveel grote hervormingen tegelijk in gang gezet, vaak met steun van oppositiepartijen en maatschappelijke organisaties.” Bestendige vooruitgang is volgens hem mogelijk „door samen toe te werken naar oplossingen, in eigen land en met onze internationale partners.”
Samenwerken is inderdaad het sleutelwoord in onze consensusdemocratie, bevestigt Kickert. „In ons land kan niet één partij zijn zin doordrukken. Je moet altijd coalities sluiten.”
Hij wijst in dat verband op het Lenteakkoord uit april 2012. Het eerste kabinet-Rutte was net gevallen en de PVV was weggelopen uit bezuinigingsbesprekingen. „Je zag toen dat de oppositiepartijen D66, GroenLinks en ChristenUnie het voortouw namen om met de regeringspartijen VVD en CDA afspraken te maken over extra bezuinigingen. En het uitzonderlijke was niet alleen dat zij daartoe het initiatief namen, maar ook dat ze binnen een paar dagen al tot overeenstemming wisten te komen.”
Politieke keuze
Na een lastenverlichting vorig jaar van 5 miljard euro geeft het kabinet volgend jaar ruim 2 miljard euro extra uit. Er komen weer Kamerverkiezingen aan, dus het kabinet wil zijn eigen populariteit vergroten door koopkrachtversterkende cadeautjes uit te delen.
Hoogleraar financiële economie Sylvester Eijffinger zei afgelopen dinsdag in reactie op de Miljoenennota dat Nederland de huidige lage rente moet aangrijpen om omvangrijke overheidsinvesteringen in onderzoek, onderwijs en infrastructuur te doen. Op die manier wordt de vraag gestimuleerd en de economie versterkt.
Maar doet de regering er niet verstandiger aan juist nu te sparen voor moeilijke jaren die ongetwijfeld weer zullen komen? Hoofdeconoom Blom wil aan die vraag haar vingers niet aan branden. „Het is goed dat economen verschillende opties op tafel leggen”, zegt ze. „Vervolgens is het aan de politiek om daar keuzes in te maken.”
Lange traditie van hervormingskabinetten
Bij het aantreden van zijn tweede kabinet kondigde premier Rutte op 13 november 2012 in de Tweede Kamer een pakket van 16 miljard euro aan bezuinigingen en lastenverzwaringen aan. De totale som van die ombuigingen zou oplopen naar 46 miljard in 2017. „We maken keuzes en hakken knopen door”, lichtte de minister-president toe in zijn regeringsverklaring.
„Terugkijkend in onze parlementaire geschiedenis geloof ik niet dat we hiermee iets heel uitzonderlijks doen”, voegde hij er meteen aan toe. „De Nederlandse politiek heeft in het verleden vaker laten zien in moeilijke situaties verschillen te kunnen overbruggen en forse maatregelen te kunnen treffen.”
Minister-president Rutte –van huis uit historicus– stelde dat zijn kabinet in een lange traditie staat van „besluitvaardigheid en niet weglopen voor problemen.” Hij verwees daarbij naar eerdere hervormingskabinetten. Welke waren dat, en wat deden zij?
- Het kabinet-Cort van der Linden (1913-1918): liberalen, VDB, CHU
Regelde via een Grondwetswijziging in 1917 de invoering van het algemeen mannenkiesrecht en de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs.
Maakte de weg vrij voor vrouwenkiesrecht.
Ruilde het districtenstelsel in voor het stelsel van evenredige vertegenwoordiging.
- De kabinetten-Drees I-IV (1948-1958): PvdA, KVP, CHU, VVD, ARP
Gaven leiding aan de wederopbouw van Nederland.
Legden de basis voor de verzorgingsstaat, onder meer door invoering van de AOW en socialezekerheidswetgeving.
Kwamen met het Deltaplan voor de bescherming van Zuidwest-Nederland.
Werkten mee aan het onafhankelijk maken van Indonesië.
- De kabinetten-Lubbers I-III (1982-1994): CDA, VVD, PvdA
Saneerden de overheidsfinanciën door bezuinigingen en afstoting van overheidstaken.
Hervormden de verzorgingsstaat, onder meer door forse ingrepen in de WAO en door kortingen op uitkeringen.
Maakten veel werk van het terugdringen van de werkloosheid.