Tot jaloezie verwekt
Psalm 8:10
„O Heere, onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde!”
Psalm 85 blijkt geschreven te zijn en bewaard te worden opdat die door de Joden wordt gezongen wanneer God hen bekeerd en in hun land teruggebracht zal hebben. Dit alles zal aan Israël door de krachtige arm van Jehovah worden uitgewerkt. Ze zullen Zijn verbond indachtig worden. De ongerechtigheden zullen hun uit genade vergeven en van hen afgewend worden. In het bijzonder die grootste zonde van het doden en verachten van de Zaligmaker, die anders alle hoop voor hen scheen af te snijden. Let eens op Jeremia 51:5: Want Israël noch Juda zal in weduwschap gelaten worden van Zijn God, van de Heere der heirscharen (hoewel hun land vol van schuld is), van de Heilige Israëls. Zie hoe krachtig dit vermeld is in Psalm 102:14: Gij zult opstaan, Gij zult U ontfermen over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de bestemde tijd is gekomen. Dit alles zal Hij door Zijn Woord en Geest uitwerken (zie ook Ez. 11, 36, 37 en 39:29). De Heere zal zeggen: Keert weder, gij afkerige kinderen; Ik zal uw afkeringen genezen, En dan zullen zij antwoorden: Zie, hier zijn wij, wij komen tot U, want Gij zijt de Heere onze God (Jer. 3:22). Hiertoe zal de Heere gebruiken diegenen die geen volk zijn, namelijk de heidenen (Deut. 32:21; Rom. 11:11,14), die hen tot jaloersheid zullen verwekken.
David Flud van Giffen,
predikant te Dordrecht
(”De nog verwachte heerlijkheid der Kerk”, 1680)