Prof. Immink, twee zielen in één borst
Twee zielen in één borst. Prof. dr. Gerrit Immink kent deze typering van Goethe van binnenuit: een wat hij noemt „zwaarbevindelijke” moeder en een verbondsmatige vader. Deze spanning vormt de rode draad in zijn levenswerk. Op vrijdag 16 september nam hij afscheid van de Protestantse Theologische Universiteit (PThU), tijdens een bijeenkomst waarop er ook aandacht was voor zijn nieuwe boek over het gebed.
Prof. Immink woont riant: in een kapitale villa aan de rand van het bos, in het natuurgebied tussen Doorn en Driebergen. De streek waar Wulfert Floor, ds. J. T. Doornenbal en Gerrit Achterberg opgroeiden, een plek waar natuur en mystiek als vanzelf in elkaar overvloeien.
Prof. Immink: „Op deze plek hebben mijn schoonouders gewoond. Zij hadden één dochter. Het huis was oorspronkelijk een bungalow, waar we een nieuwe verdieping plus zolder op hebben gezet. De ruimte hadden we nodig voor ons gezin met acht kinderen.” Lachend: „Het huis is nu te groot, maar als je ruim woont, komen de kinderen en kleinkinderen ook gemakkelijker langs.”
Ruimte is Immink altijd gewend geweest. Hij woonde als plattelandsjongen tot zijn achttiende jaar op een boerderij in Daarle, een oud esdorp in West-Twente. „Bossen zijn ook mooi, en ik houd van de rust in Driebergen, maar ze kunnen ook iets deprimerends hebben. De bomen worden elk jaar hoger. Ik mis dan het uitzicht en de ruimte. Dan fiets ik graag even richting Langbroek, waar de Heuvelrug en het Rivierengebied in elkaar overlopen. Prachtig!”
Studie
Uitzicht kreeg hij vooral in zijn dorst naar kennis, die hem theologie en filosofie deed studeren. Zijn komaf heeft daarbij een blijvende invloed gehad.
Prof. Immink: „Mijn moeder was afkomstig was uit een zwaarbevindelijk milieu en mijn vader leefde meer vanuit de beloften van het verbond. Ik heb in mijn theologisch denken de plussen en minnen van beide kanten leren kennen. Mijn moeder tobde geweldig als het avondmaal er weer aankwam, de week ervoor en erna. In de kringen waar mijn moeder uit voortkwam, was niemand een kind van God, tenzij… En als ik als kind weleens meeging naar de gereformeerde kerk bij ons in het dorp –waar een groot deel van mijn vaders familie bij hoorde– dan bekroop mij het gevoel: hier is iedereen een kind van God, tenzij… Ik had al van jongs af het gevoel dat beide standpunten niet klopten, omdat ze geen recht doen aan de werkelijkheid van de christelijke gemeente. Ik ben blij dat ik hervormd ben opgegroeid waar deze dingen niet op de spits werden gedreven.”
U probeert in uw boeken voortdurend de lijn van het objectieve en het subjectieve vast te houden. Noch met Karl Barth noch met de evangelischen had u iets.
„Karl Barth was voor mij te sterk christologisch. God gaat niet op in de schepping, maar ook niet op in de verzoening. De evangelischen zitten voor mij te veel op de toer van de positieve ervaring. Tijdens mijn werk op het hervormde seminarie heb ik weer meer oog gekregen voor de menselijke aspecten van het geloof. Het spreken van God landt, vindt weerklank. Maar het objectieve blijft het fundament. Het gaat primair om de werkelijkheid van de levende God, daar vallen we op terug, ook als het fout gaat in ons leven.”
In uw nieuwe boek over het bidden pleit u voor aandacht voor de biddende mens, voor wat er gebeurt in de mens. Ligt hier het gevaar van subjectivisme op de loer?
„Bidden is God aanroepen, een antwoord geven op Zijn spreken. Hij is de eerste. Maar als we God aanroepen, dan zit daar ook de beleving van Zijn werkelijkheid bij in. We spreken met God op persoonlijke wijze. Calvijn zegt mooi dat we in het gebed God naar ons toe trekken. Tegelijkertijd blijft het zo dat God aan onze werkelijkheid voorafgaat en die te boven gaat. Ik heb een zwak voor de ethische theologie en de zogenoemde rechtsmodernen uit de negentiende eeuw. Zij benadrukten vanuit Calvijn in gesprek met de verlichting de geloofservaring. Dat spoort in de verte met de bevindelijke geloofsbeleving.
Mijn moeder hield eraan vast dat er ook in de mens iets moet gebeuren. Ik heb in haar kringen weliswaar ontsporingen gezien, maar ook het besef van de grootheid van God. En tegelijk het besef dat de mens ertoe doet, dat er iets gebeurt in de mens wanneer hij God ontmoet. Ik neig er ook naar de zelfstandigheid van de schepping te benadrukken. Je moet niet bij Genesis 3 beginnen, maar bij Genesis 1 en 2. Die hoofdstukken worden door de zondeval niet tenietgedaan. Het gaat uiteindelijk om het herstel van de schepping.”
U hebt zich als praktisch theoloog veel beziggehouden met de prediking, de bemiddeling van het heil. Heerst er verlegenheid over de prediking?
„De secularisatie werkt door en er is een toenemende diversiteit aan meningen in de kerk. Aan de ene kant verzwakt de orthodoxie en aan de andere kant wordt er psychologiserend gesproken over heilsfeiten, zoals de opstanding van Jezus. Op het seminarie merkte ik dat de hervormde vrijzinnigen met hun aandacht voor de pastorale psychologie en de mensen van Het Gekrookte Riet elkaar soms goed begrepen omdat zij beiden dachten vanuit de religieuze beleving. Maar beide richtingen doen tekort aan de werkelijkheid van de levende God als iets tegenover van de mens.”
Wat is dan de oplossing?
„Een prediking vanuit de werkelijkheid van de levende en drie-enige God, om zo de geloofsinhoud te ontvouwen en het geloofsleven te stimuleren. Toen ik student was, spraken we over voorwerpelijke en onderwerpelijke prediking. De huidige generatie zegt dat niet veel meer. We zullen de werkelijkheid én de werkzaamheid van de levende God op een eigentijdse wijze onder woorden moeten brengen.”
Geref. Theologische Universiteit
Prof. Immink neemt morgen afscheid van de PThU, waarvan hij de eerste rector was. Hij maakte bewogen jaren mee tijdens de herstructurering van het theologisch onderwijs. De meest ingrijpende gebeurtenis in zijn academische carrière was voor hem het gesprek destijds met ambtenaren van toenmalig staatssecretaris Rutte van Onderwijs. De hele structuur van kerkelijke en staatsvakken, de zogeheten ”duplex ordo”, moest op de schop. Dat heeft geleid tot voortdurende onrust in de theologische wereld, waarbij de predikantenopleiding van de Protestantse Kerk in Nederland (in de vorm van de PThU) uiteindelijk gevestigd werd in Amsterdam en Groningen.
Inmiddels zijn er plannen voor een Gereformeerde Theologische Universiteit (GTU), maar ook deze lijkt weer inzet in een onverkwikkelijke belangenstrijd. Je vraagt je af: komt die er überhaupt?
„Nou, er moet echt wel wat gebeuren. We weten dat het aantal theologische studenten sinds de jaren negentig onafwendbaar terugloopt. En de financiële middelen worden minder. Bovendien zijn de wetenschappelijke eisen hoog en is het niet eenvoudig om de leerstoelen op een goed niveau te bezetten. Wat mij betreft mag er een federatie tussen de PThU en de GTU komen. Maar de overheid kan alleen zakendoen met kerken en kerkelijke instituties. Dat betekent dus dat er officieel overleg moet komen tussen de kerken en tussen de GTU en de PThU. En ik hoop van harte dat de GTU zal beseffen dat samenwerking met of inbedding in een brede universiteit echt nodig is.”
Hebt u na de vele intensieve bestuurlijke jaren meer tijd voor onderzoek?
„Ik wil graag een boek over de prediking schrijven. Ik heb tien jaar geleden al een opzet gemaakt, maar van de uitwerking is vanwege tijdgebrek nog niets gekomen. Een boek schrijven over de prediking is erg moeilijk: want óf het wordt een praktische handleiding óf een dogmatische verhandeling. Ik wil het doen vanuit de werkelijkheid van de prediking: wat gebeurt er in de prediking in het licht van de boodschap van kruis en opstanding? Er verschijnt veel over de prediking. Maar vaak heeft het een meer stichtelijk gehalte. Dezer dagen verschijnen twee dissertaties, binnenkort een handboek over de prediking door dr. Bert de Leede en dr. Ciska Stark, en ik heb een promovendus die bijna klaar is met een empirisch onderzoek naar de preken in de Gereformeerde Gemeenten. Verder is een proefschrift over profetische prediking in een vergevorderd stadium. In het licht van alles wat verschijnt over de preek, ook internationaal, ga ik rustig bekijken wat mij te doen staat.”
U was betrokken bij de vorming van veel aanstaande predikanten. Wat is uw advies aan een jonge generatie?
„Schrijf vooral monografieën, zeg ik tegen academici. Het accent ligt tegenwoordig op artikelen in internationale tijdschriften, dat moet vanwege het prestige van de universiteit. Maar artikelen gaan over deelonderwerpen, in monografieën werk je je eigen ontwerp uit. Voor een boek moet je een visie hebben. Ik heb tijdens mijn bestuurlijk werk altijd één dag besteed aan onderzoek. Dat onderzoek is voor iedereen nodig om bij de les te blijven. Wat dat betreft heb ik een mooi werkzaam leven gehad. Ik was gelukkig geen perfectionist. Je moest soms ook roeien met de riemen die je had. Je kon niet alles goed uitzoeken, want het onderzoek moest verdergaan. Ik vond het pastoraat en het lesgeven aan de studenten ook heerlijk. Je kunt lang in je studeerkamer verkeren, maar gelukkig zijn er ook nog mensen.”
Prof. dr. Gerrit Immink
Frederik Gerrit Immink werd op 23 januari 1951 in Daarle geboren. Hij studeerde theologie in Utrecht en één jaar filosofie bij prof. Alvin Plantinga op Calvin College en Notre Dame University in de Verenigde Staten. Ds. Immink was predikant in de hervormde gemeenten van Besoyen en Hoogeveen en promoveerde in 1987 op de studie ”Divine Simplicity” (”De eenvoud Gods”). In dat jaar werd hij rector van het theologisch seminarium Hydepark in Doorn. In 1993 volgde de benoeming tot kerkelijk hoogleraar praktische theologie aan de Universiteit Utrecht. Vanaf 2003 was hij rector van het Hervormd Theologisch Wetenschappelijk Instituut en van 2007 tot 2014 de eerste rector van de Protestantse Theologische Universiteit (PThU). Sinds 1993 is hij mentor van het dispuut Voetius en vanaf 1987 lid van de redactie van Theologia Reformata. Van 1997 tot 2005 maakte hij deel uit van het bestuur van de internationale Societas Homiletica. Prof. Immink publiceerde diverse boeken op het gebied van de praktische theologie, zoals ”In God geloven” (2003), ”Het heilige gebeurt” (2011) en ”Bidden in het besef van Gods tegenwoordigheid” (2016). Het echtpaar Immink woont in Driebergen en kreeg acht kinderen en elf kleinkinderen.