Kerk & religie

Krachtig

Psalm 8:10

David Flud van Giffen
21 September 2016 09:29Gewijzigd op 16 November 2020 06:42

„O Heere, onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde!”

Ezechiël werd de inhoud van de beloften aan Israël door een krachtig gezicht van de vallei vol doodsbeenderen (Ezechiël 37:1-14) getoond. In Ezechiël 36 had God beloofd dat Hij Israël zou terugbrengen en zou bekeren. Tot nadere bevestiging openbaart Hij nu dit gezicht aan Ezechiël. Wij durven daaronder niet de opstanding der doden en het laatste oordeel te verstaan.

Het is hier vooral een gelijkenis. Want dit gedeelte laat een heel ander beeld zien. In vers 12 staat dat, nadat ze uit hun graven zouden opgekomen zijn, zij in hun land gezet zouden worden. Dit kan niet toegepast worden op de terugkeer uit de Babylonische gevangenis, want daar wordt gesproken van heel het huis Israëls (vers 11). Nu weten we dat Juda alleen gevankelijk is weggevoerd geweest naar Babel en vandaar ook teruggekeerd.

Hosea spreekt krachtig van de belofte voor Israël. In Hosea 1 vertoont hij ons Israël als in een drieërlei staat: Als Ammi, Mijn volk. Dit is geweest onder de dagen van het Oude Testament. En ten tweede als Lo-Ammi, niet Mijn volk; deze staat begon toen de toorn over hem ten einde kwam (1 Thessalonicenzen 2:16). Dat betekent: in het uiterste, op het allerverschrikkelijkste, meer dan ooit tevoren. Deze tijd duurt nog voort totdat het volk –ten derde– wordt als Ruchama, de ontfermde, in de te verwachten bekering. Zoekt en overlegt aandachtig wat Hosea toont in Hosea 3:3-5: „Gij zult vele dagen na mij blijven zitten…”

David Flud van Giffen,

predikant te Dordrecht

(”De nog verwachte heerlijkheid der Kerk”, 1680)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer