Troonredes doen appel op burgers
Welk appel zal koning Willem-Alexander dinsdag in de Troonrede doen op de burgers? Verantwoordelijkheid nemen, respect tonen, optimisme uitstralen?
De koning richt zich in de Troonrede allereerst tot de Tweede en de Eerste Kamerleden. Daar kan geen misverstand over bestaan: „Leden van de Staten-Generaal”, zo luidt de openingszin. Maar over de hoofden van politici heen spreekt de regering ook burgers toe. Een mooiere gelegenheid om het volk te bereiken is er niet. Miljoenen kijken en luisteren mee op de derde dinsdag in september.
Wat vraagt de overheid zoal van de burgers? Volgens welke waarden en normen zouden burgers moeten leven? Prof. dr. Carla van Baalen, directeur van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis, dat verbonden is aan de Radboud Universiteit Nijmegen, dook in oude Troonredes om een antwoord te zoeken op deze vragen. Ze nam een steekproef uit de redes vanaf 1900. Van Baalen is een belangrijke kenner op het gebied van Troonredes. In haar boek ”Koningin Beatrix aan het woord” analyseerde ze 25 Troonredes van de vorstin.
Hoe vaak appelleren Troonredes aan waarden en normen richting burgers?
„Soms zie je het heel duidelijk, en soms totaal niet. Mijn belangrijkste conclusie na het bestuderen van de Troonredes luidt dat het afhankelijk is van de politieke en economische situatie van het moment. Als er geen grote conflicten zijn en als het economisch voor de wind gaat, doet de regering nauwelijks een appel op de burger. Als er daarentegen problemen zijn, op politiek of economisch gebied, spreekt de overheid de burger wél toe. Om samen de schouders eronder te zetten, om moed te tonen, om geduld te hebben, enzovoort. Maar ook om burgerschap te tonen.
Dat laatste was sterk het geval in 2015. Toen ging het economisch niet goed en de liberaal Rutte benoemde concreet de verruwing in de samenleving en verslechtering van omgangsvormen. Denk ook aan de dikke-ik-discussie die de premier opstartte en die doorklonk in de Troonrede.
Ook premier Lubbers benadrukte in zijn eerste Troonrede in 1983 de noodzaak van stevige bezuinigingen en benoemde dat iedereen dit aan den lijve zou ondervinden. Ook toen ging het economisch niet goed. De CDA’er Lubbers is ook degene die in 1983 de betekenis van waarden en normen concreet benoemde.”
Hoe leefden deze thema’s in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw?
„Die tijd was heel anders. Het geloof in de vooruitgang was nog volop levend en de economische vooruitgang maakte de opbouw van de verzorgingsstaat mogelijk. Vooral PvdA-voorman Den Uyl had een heel eigen stijl. Een appel op burgers om waarden en normen centraal te stellen, kwam bij hem niet voor. De socialist had hoge verwachtingen van de overheid.
Kennelijk leefde het thema waarden en normen destijds minder. De voorganger van Den Uyl, ARP-voorman Biesheuvel, repte in 1971 in de Troonrede ook met geen woord over waarden en normen.
Dat veranderde aan het eind van de jaren zeventig. De CDA’er Van Agt riep in 1978 via de Troonrede iedereen op „om als verantwoordelijke burgers versoberingen te aanvaarden en matiging te betrachten.””
Sprak de PvdA’er Kok in de paarse jaren (1994-2002) over waarden en normen?
„Toen premier Kok de scepter zwaaide, ging het economisch voor de wind. Als je die Troonredes leest, gaat het vrijwel allemaal over geld en goed. Er lijkt geen vuiltje aan de lucht. Een appel op de burger klinkt nauwelijks door.”
Deed zijn opvolger, de CDA’er Balkenende, dat in 2002 anders?
„Ja, De economische omstandigheden waren slecht; bezuinigingen waren nodig. Dus deed de premier over de hoofden van de parlementariërs heen een appel op de eigen verantwoordelijkheid van de burger. En op waarden en normen.”
Komt het thema waarden en normen in Troonredes van vroeger vaker voor dan nu?
„Ik heb de indruk dat het rechtstreeks aanspreken van de burger de laatste decennia sterker en explicieter gebeurt dan in de periode daarvoor. Naar mijn waarneming krijgt het duidelijk vorm na 1978 bij de toenmalige premier Van Agt. Het heeft ook te maken met de opkomst van de televisie. Dat geeft de regering de mogelijkheid om via de vorst of de vorstin rechtstreeks het volk toe te spreken. Ik heb voor mijn boek waarin ik de Troonredes van koningin Beatrix analyseerde, ook notulen van kabinetsvergaderingen gelezen. En daaruit bleek duidelijk dat de ministers en staatssecretarissen zich ervan bewust zijn dat ze ook de burgers toespreken en dat ze daar de toon van de Troonrede op afstemmen.”
Welke waarden en normen spelen een rol in Troonredes?
„Troonredes zijn een spiegel van de cultuur. Net na de oorlog vierden paternalisme en volksverheffing hoogtij. In de jaren zestig zakt dat in en burgers moeten dan meer zelf gaan doen. De eigen verantwoordelijkheid krijgt nadrukkelijker een plaats.
Verder zie je dat solidariteit een belangrijk thema is in Troonredes. En dan vooral solidariteit met mensen in arme landen. Elke regering vindt verder het thema ”cohesie in de samenleving” van betekenis. Dat gaat spannen als in de jaren tachtig en negentig veel immigranten naar ons land komen. Eerst zie je dat de verschillende kabinetten voor nieuwkomers dingen willen regelen in hun eigen taal en cultuur. In de jaren negentig verandert dat en klinkt duidelijk door dat immigranten ook plichten hebben.
Het viel mij op dat het appel van kabinetten richting burgers in vrijwel alle gevallen positief is getoonzet. Verwijten worden bijna nooit gemaakt. Daarin is wel een ontwikkeling merkbaar. Net na de Tweede Wereldoorlog gebruikte de regering nog woorden als ”normloosheid” en dergelijke, maar dat was een uitzondering. Ze verdwijnen ook in de loop van de tijd.”
Is de persoonlijke hand van de premier herkenbaar in de Troonredes?
„Zeker te weten. De Troonredes die onder Rutte tot stand kwamen, zijn –ondanks de slechte economische omstandigheden– optimistisch van toon. Dat is logisch, want onze premier is een positief ingesteld mens. Neem de Troonrede van 2011. Daar laat Rutte koningin Beatrix zeggen: „De kracht van Nederland zit in de ruim 16 miljoen inwoners die ons land telt. Daarbij hoort een kleine en krachtige overheid, die burgers en bedrijven meer ruimte geeft.” Dat is typisch Rutte.
Waar je de hand van de premiers ook duidelijk kunt zien, is bij de bede aan het eind van de Troonrede. Tot de jaren zeventig was het gebruikelijk om een bede om de zegen van God een plek te geven. Den Uyl (PvdA) breekt daar in 1973 mee. Van Agt (CDA) brengt de bede weer terug en Lubbers zet die weer voort. Kok (PvdA) kiest een formulering waar ook niet-christenen zich kunnen vinden. Balkenende (CDA) gaat daarna weer terug naar een rechtstreekse bedewens. Vanaf 2003 is een meer algemene formulering gekozen: „U mag zich daarbij gesteund weten door het besef dat velen u wijsheid toewensen en met mij om kracht en Gods zegen voor u bidden.” Rutte (VVD), die zichzelf ook een christen noemt, heeft deze formulering gehandhaafd.”
Wat gebeurde er met de oproepen in Troonredes die betrekking hadden op waarden en normen?
„Dat is verschillend. Soms niets. Maar toen Rutte het bijvoorbeeld had over de participatiesamenleving, is er een levendig debat ontstaan. En mensen komen er ook door in beweging. Zie het hele gebeuren rond de WMO, waarbij burgers, maar ook kerken en andere organisaties steeds vaker de handen gaan uitsteken in de samenleving.
Eerder ontstonden er maatschappelijke discussies over het ethisch reveil dat de christendemocraat Van Agt aan het eind van de jaren zeventig aankondigde. Ook de waarden en normen die Balkenende propageerde, leidden tot flinke discussies. Opmerkelijk was dat er in het begin wat lacherig over werd gedaan, maar politiek en media gingen er later positiever over spreken. Zo zei Rutte enkele weken geleden nog dat de VVD ook de partij van waarden en normen is. Het kan verkeren.”
Fragmenten uit Troonredes
1945; onder premier Schermerhorn (PvdA)
„Te midden der verwoesting liggen hier de krachten voor herstel en vernieuwing en wij gorden ons te zamen aan om de verworvenheden te bewaren en de zwakheden te overwinnen. De planner van velen, gesmeed in den bezettingstijd, breken zich thans een weg naar hun verwerkelijking. Zij omvatten niet alleen hervormingen van het staatkundig bestel, maar zijn ook gericht op een nieuwe vormgeving van het maatschappelijke en cultureele leven.
In deze worsteling worden de krachten gesterkt en gebundeld, welke thans den aanval hebben ingezet tegen normloos-heid en ontwrichting.
De overheid heeft bij dit alles slechts een beperkte taak en haar arbeid is alleen dan vruchtbaar, wanneer zij de activiteit der burgers in kerk en gezin, zoowel als in andere levensverbanden positief waardeert.”
1959; onder premier De Quay (KVP)
„Waakzaamheid is geboden opdat de toeneming van de materiële welvaart de in de hedendaagse maatschappij dreigende verzakelijking niet versterke.”
1978; onder premier Van Agt (CDA)
„In het hart van de regeringsverklaring stond het begrip verantwoordelijkheid. In het zicht van de ernstige problemen waarvoor ons land staat doet de regering, opnieuw, een beroep op iedereen om als verantwoordelijke burgers versoberingen te aanvaarden en matiging te betrachten. Het besef dat de economische positie van ons land zorgwekkend is, leeft nog onvoldoende.”
1983; onder premier Lubbers (CDA)
„Ook in deze generatie worden van alle Nederlanders inspanningen en saamhorigheid gevraagd. Steeds weer moeten wij eigentijds inhoud geven aan onze tradities van vrijheid en van respect voor elkaars normen en waarden behoeden en leven houden.”
1994; onder premier Kok (PvdA)
„Met mensen die zich nieuw in Nederland vestigen, zullen contracten worden gesloten waarin de wederzijdse verantwoordelijkheden worden vastgelegd. Zo kunnen nieuwkomers zo spoedig mogelijk volwaardige leden van onze maatschappij worden.”
2002; onder premier Balkenende (CDA)
„De regering wil het debat over gedeelde waarden entameren. De normen in de samenleving dienen te worden versterkt.”
2015; onder premier Rutte (VVD)
„Waarden zijn echter niet alleen een zaak van de overheid, maar ook van alle inwoners van ons land. Wie het eigenbelang of de eigen overtuigingen boven alles stelt, beperkt de ruimte voor een ander en zet collectieve waarden en verworvenheden onder druk. Juist de normale en respect-volle omgang met elkaar vraagt om alertheid en een actieve houding van ieder van ons, zoals dat past in de lange Nederlandse traditie van verantwoordelijk burgerschap.”