Korporaal Luc Janzen sneuvelde in Uruzgan
Luc Janzen was een van de militairen van de Nederlandse Uruzganmissie die in Afghanistan om het leven kwamen. Zijn moeder schreef een boek over Lucs leven en over de moeilijke jaren na zijn dood.
Hij moest iets vertellen, zei Luc op een avond aan tafel. Moeder Gien wist meteen wat het zou zijn. Ze had al eens tegen vader Theo opgemerkt dat het haar niets zou verbazen als Luc voor de tweede keer op uitzending naar Afghanistan zou gaan. „Ik heb er lang over nagedacht en ik ben eruit”, zei Luc. „Ik wil weer terug, voor de kinderen, die hebben niks.”
De laatste knuffel bij het vertrek op het vliegveld was ook echt de laatste. Zaterdagmiddag 22 mei 2010 belde maatschappelijk werkster Mariëlle van Defensie in het Limburgse dorp Echt bij Theo en Gien Janzen aan met het schokkende bericht dat een bermbom in Uruzgan hun enig kind het leven had gekost. Luc was korporaal der eerste klasse bij de C-compagnie van 42 Bataljon Limburgse Jagers.
„Ik werd misselijk en Theo begon te huilen. We riepen dat het niet waar kon zijn. „Mijn mooie kind”, riep ik steeds. Het was alsof ik verdoofd was. Ik wist niet wat ik moest voelen”, aldus moeder Gien. „In het nieuwsbulletin van 20.00 uur werd officieel bekendgemaakt dat er wederom een Nederlandse militair in Afghanistan gesneuveld was. Toen er een foto van Luc werd getoond stortte ik in.” De realiteit is hard: „Het is werkelijk absurd om je kind zo te zien liggen, dood, morsdood en dat met 25 jaar.”
Monumentje
Voor Gien Janzen-van Gog is die 22e mei „de dag waarop ik zelf ook een beetje stierf.” Zes jaar later heeft ze „een soort van monumentje voor Luc” opgericht: haar boek ”Verzonken licht”. De titel combineert het overlijden van Luc met de betekenis van zijn naam. „Voor de kinderen daar wilde Luc nog een keer terug. Want die hadden immers niks en daar ging hij voor. Maar het was ook de kameraadschap die hem trok, de saamhorigheid [met zijn legermaten], de vriendschap. Je ziet het nergens anders. Daarom had hij hiervoor gekozen. Hij betaalde de allerhoogste prijs.”
Voor Gien en Theo Janzen is het een hard gelag. „We moesten verder zonder Luc, maar dat wilde ik helemaal niet. Ik wilde dat hij vrijdags weer thuis zou komen met een grote tas met wasgoed. Dat we samen weer de week door zouden nemen. Dat ik weer kon vragen wat hij wilde eten. Iets wat lekker was en gezond. Ik moest weer kunnen zorgen. Dat was wat ik wilde. Niet dat hij dood was. Kom nou, zeg. We zijn opeens geen gezin meer…”
Levenslustig
Dagboekfragmenten, e-mails, toespraken en brieven vormen een belangrijk bestanddeel van het boek. Gien Janzen haalt herinneringen op, soms van de hak op de tak springend tussen Lucs jeugd en zijn militaire carrière. Ze schetst haar zoon als een levenslustige, betrokken jongen. „Goed doen, anderen helpen was zijn missie.”
Het boek is een postuum eerbetoon aan een geliefd kind, maar vooral ook het verslag van het wrede gevecht van een ouderpaar na een smartelijk verlies. Hoe kun je, hoe moet je hiermee omgaan? Waarom overkomt ons dit? „Dat ik Luc niet heb kunnen beschermen tegen de dood kan ik bijna niet aan. Daar ben ik boos en verdrietig om. Ik was vaak bang dat er iets zou gebeuren achter het stuur. Dat hij tegen een boom zou rijden. Maar hij was op de verkeerde plaats, op het verkeerde tijdstip. „Waarom?” dacht ik in het begin heel vaak. Maar daar ben ik mee opgehouden, omdat ik van die gedachten helemaal gek werd.”
Het gemis is ingrijpend. „Theo en ik zijn nog nooit zo vaak bij de huisarts geweest als de laatste jaren. Wat verdriet met het lichaam doet is onvoorstelbaar.” Aanvankelijk vlucht Theo in zijn werk, maar uiteindelijk moet ook hij een stap terugdoen. „We hebben allebei het gevoel dat we stilstaan in het leven, de glans is er van af, het leven gaat aan ons voorbij. De weken, maanden en jaren zijn allemaal hetzelfde. Het is niet zo dat we niks meer ondernemen, integendeel. Het doet er niet meer zoveel toe.”
Droom
Steeds komt bij moeder Gien ’s nachts die ene droom terug. „Altijd hetzelfde en altijd ben ik erbij. Over dat de bom ontploft en dat Luc uit de auto wordt geslingerd en wordt gelanceerd. Hij komt op zijn zij terecht. Op een afstand sta ik te kijken. Ik wil schreeuwen, maar er komt geen geluid. Ik wil naar hem toe rennen, maar sta aan de grond genageld. Zijn prachtige staalblauwe ogen zijn open, maar worden kleurloos door de zon.”
Na zes jaar zijn het gemis en het verdriet er nog steeds. „Het zal nooit meer worden zoals het was. Dat kan ook niet. Met Luc is er ook een stuk van mij doodgegaan. Geen dag gaat er voorbij zonder die immense pijn. Geen dag dat ik niet aan hem denk. Mensen vinden ons krachtig en hebben bewondering voor ons, hoe wij het leven weer hebben opgepakt. Maar ze hebben werkelijk geen idee. Je moet, je hebt geen andere keuze. Alles wat we hadden was in één keer weg. Daar moet je een weg in vinden. Iedere dag opnieuw doen we ons best. De wil is er. Maar dat is het vaak dan ook. Het mooiste, het liefste, het allerdierbaarste wat we hadden werd weggerukt.”
Boekgegevens
”Verzonken licht. Mijn zoon sneuvelde in Afghanistan”, Gien Janzen (met voorwoord van commandant der strijdkrachten generaal b.d. Peter van Uhm); uitg. White Elephant Publishing, Arnhem, 2016; ISBN 978 90 797 6317 7; 224 blz.; € 19,95.