Heerlijke beloften
Psalm 8:10
„O Heere, onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde!”
„En God zal alle tranen van hun ogen afwissen; en de dood zal niet meer zijn; noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn weggegaan” (Openbaring 21).
Dit zal op aarde beginnen en zal in de hemel volmaakt worden met veel geestelijke troost en vruchtbaarheid: „Want alzo zegt de Heere: Ziet, Ik zal den vrede over haar uitstrekken als een rivier, en de heerlijkheid der heidenen als een overlopende beek; dan zult gijlieden zuigen; gij zult op de zijden gedragen worden, en op de knieën zeer vriendelijk getroeteld worden. Als een, dien zijn moeder troost, alzo zal Ik u troosten; ja, gij zult te Jeruzalem getroost worden. En gij zult het zien, en uw hart zal vrolijk zijn, en uw beenderen zullen groenen als het tedere gras; dan zal de hand des Heeren bekend worden aan Zijn knechten…” (Jesaja 66:12-14).
Zo wordt de kerk van die tijd vergeleken met een glazen zee die met vuur gemengd is (Openbaring 5:2). Dat betekent die vreedzame en stille gerustheid, dat hemelse vuur van goddelijke liefde der gerechtigheid, waarmee de harten der ware gelovigen dan zullen ontstoken zijn. Vele getrouwe en zeer godvruchtige leraren zullen er zijn: „Maar uw leraars zullen niet meer als met vleugelen wegvliegen, maar uw ogen zullen uw leraars zien” (Jesaja 30:20). Dat werd de kerk tot een zegen en troost toegezegd!
David Flud van Giffen, predikant te Dordrecht
(”De nog verwachte heerlijkheid der Kerk”, 1680)