Onbegrip over straf roekeloze A2-coureur onterecht
In een rechtsstaat is het van groot belang dat de rechter zorgvuldig toetst welk verwijt de verdachte kan worden gemaakt. Dat kan ertoe leiden dat de straf lager is dan door velen gewenst, betoogt mr. Jan Verhoeven.
Deze week deed de rechtbank in Utrecht uitspraak in de strafzaak tegen Neil van der L., de man die op 30 december 2015 met hoge snelheid een dramatisch verkeersongeluk veroorzaakte op de A2 (RD 13-9). Hij reed met een snelheid van meer dan 200 kilometer per uur achter op een Citroën C8 met zeven inzittenden. Een 42-jarige man overleed, vijf andere inzittenden raakten zwaargewond. Van hen zijn er drie voor het leven gehandicapt.
De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van acht jaar. De rechtbank veroordeelde de verdachte uiteindelijk echter tot een gevangenisstraf van drie jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een periode van vier jaar.
De commentaren op dit vonnis zijn niet mals. Veel mensen vinden dat de dader veel te gemakkelijk wegkomt. Hij heeft een ander de dood in gejaagd en de levens van meerdere (jonge) mensen verwoest. Zij torsen hun leven lang de gevolgen van het ongeluk mee. De dader is na drie jaar weer vrij man. „Een mensenleven heeft een waarde van drie jaar gevangenisstraf”, zo lees je als commentaar.
Strafeis
Er is vooral veel onbegrip over het grote verschil tussen de strafeis van de officier van justitie –een gevangenisstraf van acht jaar– en de straf die de rechtbank oplegde. Waarom moet de straf nu zo veel lager uitvallen dan de officier van justitie heeft geëist? Die lange gevangenisstraf past toch veel beter bij het onherstelbare leed dat de dader met zijn roekeloze verkeersgedrag heeft veroorzaakt? Weegt de rechtbank dat leed wel voldoende bij deze strafmaat?
De rechtbank doet het laatste zeker. In het vonnis wordt uitvoerig opgesomd welke dramatische schade de verdachte heeft aan-gericht. De rechtbank overweegt: „Door zijn handelen heeft de verdachte het meest waardevolle wat er is, een mensenleven, weggenomen.” De rechtbank geeft uitvoerig aan wat de verdachte heeft aangericht. „De verdachte heeft ervoor gezorgd dat de overlevenden van het ongeval, waaronder de drie jonge kinderen, geestelijk en lichamelijk voor het leven getekend zijn.”
Dood door schuld
Maar hoe komt het dan dat de rechtbank tot een zo veel lagere straf komt dan geëist? De officier van justitie oordeelde dat er sprake was van doodslag. Als je zo roekeloos rijdt als de verdachte en daarbij een aanrijding veroorzaakt waarbij iemand overlijdt, dan is er sprake van doodslag. Je hebt dan mogelijk niet opzettelijk iemand willen doden, maar je gedraagt je zo gevaarlijk dat je als het ware het risico aanvaardt en op de koop toeneemt dat er iemand de dood vindt bij een aanrijding die bij dat risicovolle, roekeloze rijgedrag te verwachten is.
De rechtbank heeft moeten toetsen of hier inderdaad sprake is van doodslag. En de rechtbank komt tot het juridisch goed onderbouwde oordeel dat er van doodslag geen sprake is. De verdachte heeft niet opzettelijk het slachtoffer gedood, maar het overlijden is –uiteraard– wel te wijten aan de schuld van de verdachte. Geen doodslag dus, maar dood door schuld.
Dit onderscheid leidt ertoe dat de rechtbank tot een andere strafmaat komt dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank is gebonden aan het strafmaximum dat geldt voor dood door schuld.
Daarnaast wil de rechtbank zich ook oriënteren op de richtlijnen die zijn opgesteld om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd. En zo is het begrijpelijk dat de rechtbank tot dit vonnis komt.
Dat de verdachte in een psychose verkeerde als gevolg van het gebruik van harddrugs levert hem overigens geen excuus op. De rechtbank ziet het juist als een strafverzwarende omstandigheid. De bestuurder heeft zelf gekozen voor het gebruik van drugs en had zich de gevolgen daarvan moeten realiseren.
Zorgvuldig
Voor wie uitsluitend kijkt naar de onherstelbare gevolgen van dit dramatische ongeluk is geen straf hoog genoeg. Het leed is niet te peilen en de gevolgen zijn onherstelbaar. En natuurlijk moet de rechter al die gevolgen wegen.
Discussie over de strafmaat is onvermijdelijk en begrijpelijk. Maar in de rechtsstaat die we hebben, is het van groot belang dat de rechter ook zorgvuldig toetst welk verwijt de verdachte kan worden gemaakt. Is er sprake van moord? Van doodslag? Of van dood door schuld? En als dat is vastgesteld, volgt er een oordeel over de straf die past bij de ernst van het misdrijf dat de rechtbank bewezen acht.
Natuurlijk is er over de vraag welke straf gepast is altijd discussie mogelijk. Maar laten we ook oog blijven hebben voor het moeilijke en belangrijke werk van de rechter, namelijk eerst zorgvuldig vaststellen wat er is gebeurd en welk strafbaar feit is gepleegd.
De auteur is advocaat bij Wille Donker advocaten.