Christendom naar verwachting niet in EU-grondwet
Zo’n 750.000 burgers uit de EU hebben hun instemming betuigd met een petitie waarin wordt gepleit voor een verwijzing naar het christelijke gedachtegoed in de beoogde Europese grondwet. Toch ziet het er niet naar uit dat de definitieve tekst van deze grondwet een dergelijke zinsnede zal bevatten.
Het idee om handtekeningen te verzamelen ontstond binnen particuliere organisaties. De Franse politica Elizabeth Montfort, die behoort tot de groepering van de christen-democraten binnen het Europees Parlement en die bij de actie betrokken was, is tevreden over het resultaat. Zij noemt het „opmerkelijk en historisch” dat de initiatiefnemers erin geslaagd zijn een zo groot aantal bewoners uit de diverse landen te mobiliseren voor een kwestie waarover op het niveau van de Unie een beslissing moet vallen.
De politieke leiders van de binnenkort 25 lidstaten streven ernaar in juni overeenstemming te bereiken over het constitutioneel verdrag. Een eerdere poging om de onderhandelingen af te ronden, in december, strandde. Huidig EU-voorzitter Ierland voert momenteel achter de schermen volop overleg en tast af waar de ruimte ligt voor compromissen.
Een van de nog onopgeloste problemen betreft de aanduiding van de wortels van Europa in de preambule. Het concept, vervaardigd door de 105 leden tellende conventie van Giscard d’Estaing, maakt op dit punt gewag van het „culturele, religieuze en humanistische” erfgoed. Enkele regeringsaanvoerders, onder wie premier Balkenende, hebben vorig jaar aangegeven er voorstander van te zijn aan het tweede element van deze trits iets toe te voegen, namelijk een expliciete vermelding van de Joods-christelijke traditie. Er zijn echter landen, met Frankrijk voorop, die daar fel tegen zijn.
Binnen het EP staan de twee kampen eveneens scherp tegenover elkaar. Dat bleek recent nog eens uit een debat in wat heet het Theologisch Café van het Amsterdamse studentenpastoraat tussen de afgevaardigden Maria Martens, tweede op de lijst van het CDA bij de komende verkiezingen, en Max van den Berg, de nummer één van de PvdA in de campagne. In de discussie over dit vraagstuk spelen al snel behalve zakelijke argumenten ook emoties een belangrijke rol.
Martens wijst op de „enorme bijdrage” die het christendom heeft geleverd aan de opbouw van het hedendaagse Europa. „Ik vind het gewoon een zaak van recht doen aan de geschiedenis. Wat is erop tegen om de historische werkelijkheid op te schrijven? In de grondwet zelf leg je een kader vast van waaruit je in de toekomst samen wilt handelen. Daarin definieer je de gezamenlijke waarden, zoals het verbod op discriminatie, de vrijheid van meningsuiting en het eerbiedigen van de mensenrechten. In dát verband laat je God buiten beschouwing. Maar we praten over de preambule. Dat zijn opmerkingen vooraf, bedoeld om terug te blikken op het verleden; en dan kun je toch niet om de invloed van de christelijke dimensie heen.”
De CDA-europarlementariër zet uiteen dat de scheiding van kerk en staat niet wordt aangetast. „Aan dat principe, waarbij de overheid niet mag ingrijpen in de kerkelijke structuren en omgekeerd de kerken geen zeggenschap hebben in de wetgeving, willen wij absoluut niet tornen. Maar geloof en politiek, dat is iets anders. Daartussen een scheiding aanbrengen, lijkt me onmogelijk. Wat je besluit, hangt altijd af van je waardenhiërarchie, van je visie op mens en samenleving en die kan religieus van aard zijn.”
Martens tekent verder aan dat de christen-democraten ook de pluriformiteit voluit respecteren. „Daarom hadden wij graag een formulering gezien die refereert aan een door allen gedeelde overtuiging, met de toevoeging dat de een die ontleent aan zijn geloof in God en de ander aan een andere inspiratiebron.”
Haar opponent Van den Berg reageert hevig verongelijkt. Hij verwerpt Martens’ zienswijze in soms opvallend pittige bewoordingen en plaatst op zeker moment zelfs vraagtekens bij de integriteit van de christen-democraten.
„Ik vind het van ongekende hoogmoed getuigen als je je eigen stukje geschiedenis exclusief vermeld wilt zien. Natuurlijk, het christendom is een dominante stroming geweest, maar waarom zou je dat opnemen in de grondwet? Zet erin wat je gemeenschappelijk hebt en accepteer dat je eigen inspiratiebron daarin niet afzonderlijk aan de orde komt. Vanuit welke horizon, vanuit welk geloof iemand opereert, beschouw ik als een individuele keuze van de burger”, verklaart hij.
De socialist haalt er het binnen het EP gevoelige onderwerp van de euthanasie bij. „Je kunt van mening verschillen over de gewenste regelgeving op dat terrein. Daar heb ik geen moeite mee. Maar als iemand een relatie legt met een religieuze motivering en als die van een hogere orde wordt geacht dan de mijne, dan protesteer ik. Ik ervaar het als een negatieve bejegening als een Duitse christen-democratische collega uit het europarlement mij min of meer verwijt dat ik niet hetzelfde ethische denkraam als hij hanteer.”
Ook Van den Berg benadrukt dat de grondwet toekomstgericht is. Daaraan verbindt hij de opvatting: „Ze moet dus een kader scheppen om mensen te verenigen. Ik heet graag iedereen hartelijk welkom binnen de EU, ongeacht religie en achtergrond. Door één godsdienst apart te noemen, roep je vervreemding op. Alles wat een bepaalde groep aanmerkt als iets dat scheidend werkt, kijk daar mee uit. Als mensen zich vernederd voelen, dan luistert het nauw de gemeenschappelijkheid te vinden. Ik ben bang voor een onveilige wereld.”
Naar verwachting blijft uiteindelijk een vermelding van de Joods-christelijke traditie in de preambule achterwege. Onder christen-democraten valt te beluisteren dat zij, als het erop aankomt, aan de verwezenlijking van een grondwet meer hechten dan aan het gerealiseerd krijgen van deze specifieke wens. Zij menen dat de kwestie geen breekpunt mag vormen in de laatste fase van de onderhandelingen en daarmee lijkt het pleit eigenlijk op voorhand beslecht.