Column: Belastingharmonisatie in EU rechtvaardig en efficiënt
Een van de thema’s waar de EU zich op dit moment mee bezighoudt, is belastingharmonisatie van bedrijfswinsten. Al eerder zijn maatregelen getroffen om de belastinggrondslagen van de verschillende lidstaten op elkaar af te stemmen. Onder druk van Duitsland, Frankrijk en Italië zijn er concrete plannen om een minimumtarief in te voeren van 10 procent.
Een minimumtarief moet voorkomen dat landen belastingtarieven gebruiken als instrument om grote internationale ondernemingen naar hun land te lokken. Het bekendste recente voorbeeld is Apple. Volgens EU-commissaris Vestager betaalde het Amerikaanse technologiebedrijf in 2014 slechts 0,005 procent belasting op de winst, oftewel 50 euro op een winst van 1 miljoen euro. Domineesdochter Vestager vindt dat er sprake is van verkapte staatssteun en bepaalde daarom dat Ierland Apple een naheffing van maar liefst 19 miljard euro moet opleggen, dat is 2800 euro per hoofd van de Ierse bevolking.
In tegenstelling tot wat men misschien zou verwachten, reageerde de Ierse regering teleurgesteld. Zij vreest banenverlies. Hogere belastingtarieven zouden bedrijven als Apple kunnen doen besluiten om uit Ierland te vertrekken. Het land is daarom van plan om de beslissing van Vestager bij de rechter aan te vechten.
Ook Nederland loopt niet zo hard als het gaat om belastingharmonisatie. Ons land heeft dankzij gunstige belastingtarieven veel buitenlandse bedrijven aangetrokken. Er staan dus veel belangen op het spel.
Iedereen voelt echter wel aan dat dit een oneigenlijke vorm van concurrentie is. Er zijn twee belangrijke morele redenen vóór en één belangrijke morele reden tégen belastingharmonisatie.
Om met de laatste te beginnen: belastingharmonisatie tast de vrijheid van de individuele landen aan om hun eigen belastingregels vast te stellen. De maatregel is strijdig met het subsidiariteitsbeginsel. Dat bepaalt dat je verantwoordelijkheden zo laag mogelijk moet leggen, dus niet op het niveau van de EU, maar op dat van individuele landen. Dit beginsel is overigens alleen van toepassing als het niet leidt tot onrechtvaardige verhoudingen tussen landen. En daar wringt de schoen. Als Ierland door superlage belastingtarieven Apple en andere bedrijven aantrekt, doet het dat ten koste van andere landen. Andere landen worden dan gedwongen om hun belastingtarieven ook te verlagen. Zo ontstaat een race naar beneden. Het gevolg is uiteindelijk dat rijke bedrijven nauwelijks belasting meer hoeven te betalen over hun winst.
Er zijn twee redenen waarom deze uitkomst onrechtvaardig is. Allereerst is er dan geen sprake van wederkerigheid. Bedrijven verdienen flink aan hun operaties in een land, maar hoeven ondertussen niet te betalen voor de voordelen die ze ontvangen, bijvoorbeeld in de vorm van het gebruik van de infrastructuur van het desbetreffende land. Het zijn de burgers die de rekening gepresenteerd krijgen.
In de tweede plaats vergroten de lage belastingen de zogenaamde verdelende onrechtvaardigheid. De hoge winsten van bedrijven als Apple komen vooral ten goede van hogere inkomensgroepen (aandeelhouders en managers van Apple). Dit vergroot de inkomensongelijkheid tussen burgers. Het thema van de groeiende inkomensongelijkheid krijgt wereldwijd steeds meer aandacht. Economen van onder meer het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank zijn zich steeds meer bewust dat dit ten koste gaat van de welvaart van een land. Belastingharmonisatie is een van de middelen om deze trend af te remmen.
Belastingharmonisatie is ook efficiënt. Als het belastingbeleid in het ene land de economie van een ander land treft, is coördinatie van het belastingbeleid op een hoger niveau nodig volgens de economische theorie. Dit vloeit voort uit het zogenaamde ”prisoner’s dilemma” uit de speltheorie. Het prisoner’s dilemma beschrijft situaties die wij vaak aantreffen in de economie, namelijk dat het voor iedereen beter is als iedereen zich aan een bepaalde regel houdt, maar dat het voor een individu nog beter is om voor zichzelf een uitzondering te maken als de anderen zich maar wel aan de regels houden. Ik heb er bijvoorbeeld belang bij als anderen niet te veel rommel op straat gooien, maar gooi zelf mijn afval niet in een prullenbak. Maar als iedereen doet zoals ik, zijn we als totale groep slechter af. Het prisoner’s dilemma illustreert hoe behartiging van het eigenbelang destructief kan zijn voor de welvaart van allen.
Waar individuele landen geen rekening houden met de belangen van andere landen, is daarom ingrijpen van hogerhand nodig om het welzijn van alle veilig te stellen. Een minimumbelastingtarief van 10 procent is daarom zo gek nog niet.
Johan Graafland, hoogleraar economie, onderneming en ethiek aan Tilburg University. Reageren? rubriekforum@refdag.nl