Piet Hidskes was in 1946 met kapitein Westerling op Celebes
Wat heeft mijn vader gedaan? Die vraag houdt Maarten Hidskes bezig, al tientallen jaren lang. Het antwoord zal nooit compleet zijn.
Hij had dat antwoord binnen enkele minuten kunnen hebben. Maar hij vroeg er niet om, en zijn vader zou het ook niet gegeven hebben. Later, toen vader Piet niet meer leefde, probeerde zoon Maarten het verhaal stukje bij stukje bij elkaar te puzzelen. Hoe confronterend dat ook was.
Piet Hidskes meldde zich in juni 1946 als vrijwilliger bij het Depot Speciale Troepen, het elitekorps van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Het stond onder commando van kapitein R. P. P. Westerling en kreeg bevoegdheden om orde op zaken te stellen. Dat draaide uit op een bloedbad. En Maarten Hidskes vraagt zich daarbij steeds af wat het aandeel van zijn vader is geweest. Hij zal het nooit helemaal weten. De verhalen van vaders strijdmakkers spreken elkaar tegen.
Na zes maanden training werd Hidskes ingezet op Zuid-Celebes. Wat deed hij daar? En wat vond hij er zelf van? Had hij wel wat te kiezen, eigenlijk?
Zwijgen
Hidskes overleed in 1992. Hij nam –zoals dat gezegd wordt– zijn verhaal mee in zijn graf, na ruim een halve eeuw te hebben gezwegen. Waarom?
Zoon Maarten (1967), vertrouwd met journalistiek onderzoekswerk, speurde rapporten en berichten na over de gebeurtenissen op het eiland Celebes –het huidige Sulawesi–, bestudeerde de brieven van zijn vader en sprak met andere oud-strijders uit de groep van Westerling. Vijfentwintig jaar onderzoek was onnodig geweest als Maarten zijn vader een paar vragen had gesteld, realiseert hij zich. Als zijn vader die tenminste had willen beantwoorden, en dat had hij vrijwel zeker niet. „Dit boek is het resultaat van een nooit gevoerd gesprek.”
Gruweldaden
Kapitein Westerling was natuurlijk niet zomaar naar Celebes gestuurd. De opstandelingen kwamen tot afschuwelijke geweldsdaden tegen Europeanen. En tegen medeburgers die van te veel sympathie voor het Nederlandse bewind werden verdacht. Wie in hun handen viel, werd nogal eens afgrijselijk verminkt teruggevonden, het geslachtsdeel in de mond gestoken, als toppunt van vernedering. Bij een zeven maanden zwangere vrouw werden hoofd, armen en benen afgehakt en de rest van het lichaam werd –met een bamboestok door de buik– aan een boom opgehangen. Ze was door Indonesische ”rampokkers” vermoord omdat Nederlandse soldaten bij haar huis hadden gerust. Anderen werden ”getjingtjangd” – in mootjes gehakt. Toen Westerling op Celebes kwam, lagen de straten vol lichamen, en niemand haalde die weg.
Dát waren de omstandigheden waarin de Nederlandse militairen moesten werken. Het verklaart op zijn minst een deel van de acties van Westerling en andere soldaten, al valt er niets goed te praten. Ze fusilleerden soms lukraak mensen van wie helemaal niet duidelijk was of ze met de revolutionairen samenwerkten. Een knikje van een verklikker bezegelde soms al iemands lot: de verdachte burger kreeg ter plekke een kogel door zijn hoofd. Na zo’n zuiveringsactie bleven tientallen lichamen achter.
Het kan niet zo zijn dat mijn vader bij dergelijke executies betrokken is geweest, dacht Maarten Hidskes. Hóópte Maarten Hidskes. Maar zijn vader behoorde tot de DST, die het Nederlandse gezag moest bevestigen en de macht van de opstandelingen de kop moest indrukken. Daar kwam niemand zonder vuile handen uit.
Westerling
Als commandant van het korps was Raymond Pierre Paul Westerling (1919-1987) verantwoordelijk voor de acties, al laat Hidskes steeds weer zien dat zijn onderbevelhebber J. B. Vermeulen bruter optrad.
Het ontzag dat Westerlings tegenstanders voor hem hadden, zou mede te danken zijn geweest aan zijn achtergrond. Hij stamde uit een koopmansgeslacht met Nederlandse wortels dat al generatieslang was gevestigd in Istanbul. Hij sprak een aantal talen vloeiend, maar zijn Nederlands werd gekenmerkt door een zwaar Turks accent. De Turk, werd hij genoemd. Het gerucht dat Westerling moslim zou zijn geworden, heeft hij nooit weersproken.
Tijdens zijn militaire loopbaan kwam hij al snel bekend te staan als meedogenloos en hardhandig. Na het vertrek van de Nederlanders was Westerling in 1950 betrokken bij een poging tot een staatsgreep in Indonesië. Hoewel zijn harde optreden op Zuid-Celebes zeer omstreden was, is hij daarvoor nooit vervolgd. In Nederland leidde hij een onopvallend leven als winkelier in tweedehands boeken.
De 123 mannen uit zijn korps verwerkten het verleden elk op hun eigen manier. Mondjesmaat lieten ze informatie los toen Hidskes naar het aandeel van zijn vader in de gebeurtenissen kwam informeren.
Scheef beeld
Het optreden van de Nederlandse troepen –overigens van slechts een klein deel ervan– kwam de afgelopen jaren steeds weer in het nieuws door inspanningen van de Stichting Nederlandse Ereschulden en advocate prof. dr. L. Zegveld om schadevergoeding te regelen voor nabestaanden van de burgers die destijds werden omgebracht. In december 2011 bood de Nederlandse ambassadeur in Indonesië tijdens de jaarlijkse herdenking in Balongsari (de huidige naam van Rawagedeh) namens de Nederlandse regering excuses aan voor de massa-executie die daar plaatshad.
Door de voortdurende berichten over de rechtszaken die worden aangespannen, ontstaat al gauw een scheef beeld, waarbij de gruweldaden van de Indonesische guerrillastrijders onderbelicht blijven. Voor die wandaden heeft nooit iemand excuses aangeboden. Nederlandse Indiëveteranen beklemtonen ook dat het gros van hen zich niet aan de excessen schuldig heeft gemaakt, dat ze soms veel goeds in het eilandenrijk konden uitrichten en dat een deel van de bevolking hun inzet waardeerde. Westerlings optreden werd tot de uitzonderingen gerekend.
Die feiten worden te weinig benoemd als het zoveelste proces wordt aangespannen om genoegdoening voor de opgespoorde verwanten van Indonesische slachtoffers te krijgen. Dat doet niets af aan het feit dat het Depot Speciale Troepen tijdens zijn contraterreurcampagne tussen december 1946 en februari 1947 duizenden burgers doodde zonder dat er een fatsoenlijke rechtsgang aan voorafging. Indonesiërs hebben het zelfs over tienduizenden, maar dat wordt als nationalistische propaganda beschouwd. Duizenden, dat is al erg genoeg.
Als de auteur na al zijn speurwerk richting de 200 pagina’s gaat, is hij aan een conclusie toe. Drie vragen. Drie antwoorden. „Piet Hidskes bevond zich in een gebied waar de staat van oorlog was afgekondigd en had herhaalde malen bloedige lynchpartijen tussen Indonesiërs onderling aanschouwd. Kon hij begrijpen dat formeel door de legerleiding toegestane standrechtelijke executies later beschouwd zouden worden als moord? Mijn voorlopig antwoord hierop luidt: nee.
Kon hij aanvoelen dat deze methode niet helemaal deugde? Ja.
Kon hij bedenken dat deze methode helemaal niet deugde? Nee.”
Boekgegevens
”Thuis gelooft niemand mij. Zuid-Celebes 1946-1947”, Maarten Hidskes; uitg. Atlas Contact, Amsterdam, 2016; ISBN 978 90 450 3243 6; 207 blz.; € 18,99.