Barneveldse hoogleraar met een tas vol sterren
„Prefester, je vergeten joen tazze met monsters.” De vergeetachtige Groningse hoogleraar Kapteyn, die net de trein uitstapt, reageert blij verrast. „Dank u wel, maar er zitten geen monsters in, hoor.” Zijn hulpvaardige reisgenoot verbetert: „Nou, joen tazze met steerns (sterren, BvdD) dan.”
In de sterrenkunde zal de beroemde astronoom nog niet zijn vergeten, maar de rest van Nederland zegt de naam van Jacobus Cornelius Kapteyn waarschijnlijk niets. Dat was voor Pieter C. van der Kruit een reden om hem voor het voetlicht te halen in zijn boek ”De inrichting van de hemel”.
Jacobus Kapteyn wordt in 1851 geboren in Barneveld. Hij krijgt er een serieuze, godsdienstige opvoeding van zijn ouders. Jacobus blijkt een pienter knaapje. Als jongetje van 10 jaar verslaat hij met schaken zijn oudere broer Hubert keer op keer.
Als 26-jarige wordt Kapteyn in 1878 hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daar richt hij zich op de verdeling van sterren in het heelal. Om dat nauwkeurig te kunnen doen, moet hij de exacte posities van de sterren weten. Kapteyn bedenkt een slimme manier om die te bepalen. Naar de huidige maatstaven blijken zijn metingen zeer nauwkeurig.
”De inrichting van de hemel” is een veelzijdig, wat wijdlopig boek dat het leven van Kaptein in al zijn facetten wil laten zien. De auteur gaat geregeld diep in op de toenmalige politiek, de wetenschappelijke ontwikkeling en de astronomie. Vooral fijnproevers en doorbijters zullen daarom van dit boek smullen.
Boekgegevens
”De inrichting van de hemel. Een biografie van astronoom Jacobus C. Kapteyn”, Pieter C. van der Kruit; uitg. Amsterdam University Press, Amsterdam, 2016; ISBN 978 94 629 8042 6; 282 blz.; € 24,95.