Altijd een psalm
Psalm 1:1a
„Welgelukzalig is de man die niet wandelt in de raad der goddelozen.”
Als een dag aanbreekt, laat ze een psalm horen, als een dag eindigt, brengt ze opnieuw een psalm tot klinken.
De apostel beveelt de vrouwen in de kerk te zwijgen, maar psalmen zingen kunnen ze (evenals mannen) prima.
Een psalm is aangenaam voor iedere leeftijd, is geschikt voor beide geslachten. Oude mannen zingen een psalm, terwijl ze de stijfheid van hun ouderdom hebben afgelegd. Verdrietige ouderen antwoorden op een psalm met de vreugde van hun hart.
Jongemannen zingen deze psalm en hebben geen behoefte aan losbandigheid. Jonge mensen zingen samen deze psalm. Het gevaar van deze glibberige leeftijd is er niet meer, de verzoeking van de begeerte ontbreekt.
Jonge vrouwen zingen psalmen in eigen persoon, zonder het verlies van kuisheid. Jonge meisjes zingen ze in de maat –zonder verlegenheid om fouten te maken– met ernstige nuchterheid, een hymne voor God, met de aangename klank van een stem die ontroerd is.
Jonge kinderen kijken naar deze hymne uit. De oudere kinderen verheugen zich erop een hymne in te studeren, terwijl ze andere zaken vermijden uit het hoofd te leren. Dit –mag ik het zo noemen– ”leerspel” is van groter profijt dan wanneer een zwaarwegend leerstuk word overgedragen.
Hoeveel moeite wordt er in de kerk gedaan om stilte te krijgen, wanneer de Bijbellezingen plaatsvinden. Wanneer een psalm gelezen wordt, is de psalm voor zichzelf de bewerker van de stilte.
Ambrosius, bisschop te Milaan
(”Preken over de Psalmen”, 2010)