Soms heerst de pijn, ondanks de arts
Een stervensproces zo rustig mogelijk laten verlopen; het is de inzet van elke huisarts die een terminale patiënt terzijde staat. Maar is de arts daarmee ook verantwoordelijk als pijn, benauwdheid en andere symptomen waarmee het sterfbed soms gepaard gaat niet helemaal onder controle te krijgen zijn?
1. geschil
Bittere verwijten; die maakt de weduwe van een aan longkanker overleden patiënt aan het adres van de huisarts. Deze heeft er, zo betoogt zij, rond het sterfbed van haar man een gruwelijk potje van gemaakt.
Erg lang kennen beiden elkaar nog niet. Twee maanden voor het overlijden, besloot het paar permanent te gaan verblijven in hun gelijkvloerse zomerhuis. Pas toen droeg hun oude huisarts op hun verzoek de zorg over aan de collega die in de buurt van het vakantiepark praktijk hield en kwam de nu onder vuur liggende arts in beeld.
Wat ging er mis? Een maand na zijn eerste kennismakingsbezoek begeeft de arts zich naar de patiënt. Deze is ten val gekomen en wil vanwege de hevige pijn en ander ongemak palliatieve sedatie of euthanasie. De arts overlegt met zijn collega die de man jarenlang heeft begeleid. Uitkomst van het gesprek is dat het medisch-ethisch gezien zeker verantwoord is een traject van palliatieve sedatie in gang te zetten en de man bewustzijnsverlagende medicatie toe te dienen als de pijn en de benauwdheid te hevig worden. De longkanker is uitgezaaid door zijn hele lichaam en de oude huisarts zegt er desgevraagd rekening mee te houden dat de man nog hooguit één à twee weken te leven heeft.
Als er twee weken zijn gepasseerd, gaat de nieuwe huisarts een weekje weg. De toestand van de patiënt is dan nog steeds stabiel. Hij reageert nog steeds op de pijnstillers en de oppeppende amfetaminen die hij krijgt toegediend.
Twee dagen later, op een zondagavond, slaat een thuiszorgverpleegkundige echter alarm. De pijnaanvallen keren terug en nog tijdens haar bezoek wordt de patiënt hevig benauwd, onrustig en verward.
Een waarnemend huisarts probeert de man met slaapmedicatie zo goed mogelijk door de nacht heen te helpen. Snel regelt hij daarna de overdracht aan de praktijk van de arts die met vakantie is. De vervanger die tijdelijk de leiding heeft over deze praktijk komt meteen de volgende ochtend en besluit het traject van palliatieve sedatie in gang te zetten. Geheel volgens de artsenrichtlijnen krijgt de man het slaapmiddel dormicum, aangevuld met morfine tegen de pijn.
In de laatste nacht voordat de huisarts van zijn vakantie terugkeert, overlijdt de patiënt. De laatste uren voor zijn dood was hij in een diepe slaap, daarvoor was hij moeilijk rustig te krijgen. Van de weduwe hoort de arts dat ze de verleende zorg als ondermaats beoordeelt. Ze vindt dat haar man door toedoen van de arts een week onnodig geleden heeft.
2. standpunten
Nadat ruim twee jaar zijn verstreken dient de weduwe alsnog een tuchtklacht in tegen de arts. Duidelijk is echter dat de vrouw die tussenliggende periode niet heeft benut om een overzichtelijk verhaal op papier te zetten.
Zo is zij er vast van overtuigd dat de vervanger van de arts haar man op de dag waarop hij werd gesedeerd twee keer heeft bezocht. De tweede keer zou hij vergezeld zijn geweest van een arts-consulent die moest beoordelen of de man in aanmerking kwam voor euthanasie. Een verslag van dit bezoek zou door de huisarts opzettelijk zijn gewist uit het dossier. De vrouw is er verder van overtuigd dat het slaapmiddel dormicum een allergische reactie heeft veroorzaakt bij haar man. Met name daardoor zou zijn laatste nacht onnodig onrustig zijn verlopen.
De arts heeft een ander relaas. Hij beklemtoont dat zijn collega uit de vorige woonplaats van het paar eenzelfde medicatiebeleid voerde, maar zonder in het dossier voor allergische reacties te waarschuwen.
3. oordeel
Het tuchtcollege stelt de vrouw met haar onsamenhangende relaas geheel in het ongelijk. Haar overburen op het park zijn bereid te getuigen dat zij de vervanger op de bewuste dag twee keer hebben gezien, waarvan een keer met een tweede persoon. Onnodig, vindt de tuchtraad, na bijna drie jaar is hun eventuele relaas al op voorhand te onbetrouwbaar.
Vaststaat volgens de raad ook dat de arts geen weet had kunnen of moeten hebben van een eventuele allergie. Kennelijk hield de vrouw er rekening mee dat de dood vrijwel meteen nadat het palliatieve sedatieproces werd opgestart zou intreden, vermoedt de raad. Dat is een misvatting, sedatie is geen euthanasie.
Verder dacht zij blijkbaar dat artsen pijn en benauwdheid in de stervensfase meteen onder controle kunnen krijgen. Ook dat is een illusie. Het stervensproces verloopt niet altijd voorspelbaar. Benauwdheid en pijn verdwijnen niet bij toverslag, hoe kundig de arts ook moge zijn. Kortom, de arts in kwestie treft geen blaam.