De moderne mens zonder zekerheden
Volgens de Duits-Joodse filosoof Karl Löwith heeft de moderne mens geen zekerheden en leeft hij in een maakbare wereld. Dit inzicht heeft promovendus drs. A. van der Elst veel geleerd over het hedendaagse denken. De docent geschiedenis aan de Pieter Zandt-scholengemeenschap is vandaag gepromoveerd aan de Vrije Universiteit op deze denker.
Karl Löwith (1897-1973) is een van oorsprong Joods filosoof. Zijn Joodzijn speelt in zijn werk echter geen rol, zoals dat bij andere Joodse denkers wel het geval is, zegt Van der Elst. Löwith heeft inzicht gegeven in de ontwikkeling van de moderne tijd en in het proces van secularisatie. In Löwiths bekende werk ”Van Hegel tot Nietzsche” laat de filosoof zien dat het moderne denken een vast punt en oriëntatiekader is gaan ontberen. Zekerheden zijn uitgeleverd aan de veranderlijke tijdgeest. Löwith keert zich daartegen, en dat brengt hem in conflict met het moderne denken dat het ontbreken van die zekerheden juist accepteert.”
Löwiths standpunt maakt hem sympathiek, zegt Van der Elst over zijn proefschrift ”De bevrijding van de holbewoner. Karl Löwith en het herstel van de humaniteit” (in eigen beheer uitgegeven). „Löwith beschrijft een tijd waarin alles in historische ontwikkeling is en waarin de mens in een vacuüm verkeert. De grote kaders van het Griekse en het christelijke denken zijn weggevallen. Tegelijkertijd laat Löwith zien dat mensen zulke kaders toch nodig hebben. De waarde van Löwith is dat hij duidelijk maakt dat een mens een oriëntatiekader nodig heeft om het leven leefbaar te maken. Hij worstelt om het herstel van de humaniteit in de moderne tijd.”
De Kamper promovendus noemt Löwith geen relativist, wel een scepticus. „Hij erkent dat er geen fundamenten meer zijn en weet dat hij in die situatie moet leven. Het gaat er bij hem om het uit te houden in deze leegte. Löwith wil ook niet terug naar de manier van denken van voor de Verlichting, maar filosofeert in de spanning van de moderne tijd. Zijn stelling is dat in de oriëntatie op de kosmische orde de waarborg ligt voor humaniteit. Deze humaniteit ziet hij bedreigd door het proces van wat hij noemt de historisering en de denaturering. Historisering wil zeggen dat de mens zich niet meer aan een vast punt kan oriënteren, maar slechts de steeds wisselende geschiedenis als referentiekader heeft. Denaturering wil zeggen dat de natuur niet meer als zelfstandige grootheid gezien wordt die de mens omvat, maar uitgeleverd wordt aan menselijke doeleinden. Dat leidt ertoe dat de mens geen vaste plaats meer heeft in de wereld.”
In de befaamde metafysische trits ”God, mens en wereld” is God weggestreept, zo constateert Löwith. „De mens kan zich nergens op beroepen en heeft alleen met de historische wereld te maken. In de ontwikkeling van het westerse denken ziet Löwith een proces van historisering en denaturering. De wereld is ont-natuurlijkt en is een maakbare wereld geworden. De mens heeft daarin geen vaste plaats, maar staat verloren in een oneindige ruimte. De natuur komt in het kader van het vooruitgangsgeloof te staan en is uitgeleverd aan menselijke doeleinden. Löwith vraagt aandacht voor de kosmische orde waarbinnen de mens zijn plaats dient in te nemen.”
Van der Elst wilde niet Löwith niet meteen bekritiseren, maar zo lang mogelijk met hem meedenken, om dan aan het einde van zijn studie met zijn kritiek te komen. „Ik vind het niet eerlijk om bij voorbaat te zeggen: ik ben christen en heb op deze of die punten kritiek. Het is beter om in de huid van de ander te kruipen en pas als je hem hebt laten uitpraten met kritiek te komen. Dan kun je wijzen op bepaalde tegenstrijdigheden in zijn denken.”
Löwith staat ambivalent ten opzichte van het christendom, aldus Van der Elst. „Hij heeft aan de ene kant sympathie voor het christendom omdat het een omlijnd kader biedt, hoewel hij dat kader zelf afwijst. Aan de andere kant ziet hij het christendom als medeverantwoordelijk voor het proces van historisering en denaturering. Hij typeert het christendom als een religie die de toekomst elders ziet. Het Koninkrijk van God is immers niet van deze wereld. Op die manier doet hij echter geen recht aan het feit dat het Koninkrijk ook zijn gestalte heeft in het hier en nu.”
Van der Elst kwam op het onderwerp via zijn promotor prof. dr. S. Griffioen. Een aio-plaats over dit onderwerp zat er net niet in, omdat een ander deze functie voor vier jaar voor zijn neus wegkaapte. Het werd dus een onderwerp voor de vrije tijd. „Achteraf ben ik er niet rouwig om, want je pakt het onderwerp aan met meer levenservaring en rijpheid. Ik werd er wel direct door gegrepen.”
Löwith sprak hem vooral aan door zijn historische analyse van deze tijd. „Je ziet in zijn werk de actuele ontwikkeling verwoord hoe God weggevallen is, hoe mensen hun thuis zijn kwijtgeraakt. De relevantie van mijn onderwerp is dat het een wapen geeft tegen het relativisme zoals dat in het postmodernisme naar voren komt. Het postmodernisme wil het probleem van desoriëntatie, dat in de negentiende eeuw is ontstaan, toedekken. Mensen beseffen echter niet wat ze achter zich gelaten hebben. Löwith maakt duidelijk dat de mens een kader nodig heeft om te kunnen leven. Dat is bij hem echter niet God, maar de natuur.”
De gereformeerde gezindte kan volgens Van der Elst van Löwith leren dat historische ontwikkeling een gegeven is. „Wij leven niet meer zoals onze ouders. Het leven is veranderd. Er zijn echter veel christenen die zich tegen die verandering verzetten. Veel problemen in de gereformeerde gezindte hebben te maken met de moeite om het historische karakter van het bestaan te erkennen. Soms lijkt men haast in onveranderlijke ideeën te geloven, waarbij de geschiedenis geen enkele rol meer speelt.”
Het onderwerp van zijn proefschrift is ook van belang voor het geschiedenisonderwijs, vindt Van der Elst. „In het huidige onderwijs is er veel overheidsinvloed. Via de zogeheten kerndoelen is het relativisme binnengeslopen. Daarom gaat de inhoud van het onderwijs erg achteruit. Onderwijs is steeds instrumenteler geworden, een manier om aan nuttige kennis te komen. Maar een oriëntatie op wat vast en betrouwbaar voor het leven is, mag niet meer. Dat kan ook moeilijk anders als men die oriëntatie zelf niet meer heeft! Dat is een zorgelijke ontwikkeling.”