Column: Gerhard Hormann over vakantiehuis als investering
Nu de spaarrente maar blijft dalen, zoeken steeds meer mensen naar alternatieve manieren om rendement te halen.
Wie niet wil beleggen in goud en zilver, de aandelenbeurs te onrustig vindt en weinig verstand heeft van kunst en antiek, kan zijn toevlucht nemen tot de aanschaf van een vakantiehuisje.
Dat gebeurt massaal, want het aantal verkochte recreatiewoningen is vorig jaar bijna verdubbeld. Soms is dat voor eigen gebruik, maar steeds vaker gaat het huisje meteen in de verhuur zodra de eigenaar de sleutel in ontvangst heeft genomen. Wie de woning deels met geleend geld betaalt, profiteert daarbij ook nog eens van het feit dat de hypotheekrente historisch laag staat.
Hoeveel rendement een vakantiehuis oplevert, hangt van zo veel factoren af dat ik altijd zeg dat je er beter van kunt afzien als het je alleen om het geld te doen is. De bijbehorende parkkosten zijn vaak hoog, er moet worden vergaderd met andere eigenaren, onderhoud en vaste lasten zijn voor eigen rekening en de fiscus beschouwt een tweede woning als vermogen, óók als deze een tijdje niet wordt verhuurd. Bij te veel eigen gebruik moet vaak ook nog forensenbelasting worden betaald aan de gemeente, en dat kan oplopen tot honderden euro’s per jaar.
Zelf hebben wij al meer dan vijftien jaar een recreatiewoning in bezit, maar daarmee speelden we tot voor kort hooguit quitte. Dat is prima als je er zelf ook regelmatig gebruik van maakt, want elk verblijf in je eigen huisje is gevoelsmatig gratis. Het wordt echter een heel ander verhaal als je er een boekhouder of accountant naar laat kijken, want die wil onder aan de streep groene cijfers zien.
Door de lage rente is het verhuren van een vakantiewoning bijna altijd lucratief. Met een WOZ-waarde van 92.000 euro hoeft ons huisje bijvoorbeeld maar 360 euro netto per jaar op te leveren om al net zo veel op te brengen als een spaarrekening, ofwel 30 euro per maand (of 1 euro per dag). Wie dat resultaat niet weet te behalen, moet wel een héél gedateerd huisje hebben op een plek die door toeristen gemeden wordt.
Heel anders wordt het bij rentepercentages die tot voor kort gebruikelijk waren, want toen leverde een dergelijk bedrag op de bank al snel 3600 euro of meer op en stond je als eigenaar van een vakantiehuis bij voorbaat op achterstand.
De kaarten zijn nu dus heel anders geschud, nog los van het geruststellende feit dat je met een recreatiebungalow iets tastbaars in bezit hebt op het moment dat het monetaire systeem zou imploderen.
Zelf kijk ik sinds kort dus met heel andere ogen naar ons eigen vakantiehuisje, al zou ik tegelijk niemand willen adviseren om ons voorbeeld te volgen. Veel slimmer is het namelijk om naast de eigen woning nog een andere reguliere woning te kopen en deze te gaan verhuren. Niet alleen ontloop je dan de bijdrage in het beheer en andere parkkosten, je kunt ook rekenen op een bezettingsgraad van 100 procent.
Met een schreeuwend tekort aan huurwoningen ben je als huisjesmelker in spe gegarandeerd van een constante stroom inkomsten die na de AOW-datum kan worden ingezet als een waardevast aanvullend pensioen. Weliswaar mis je dan het bijbehorende vakantiegevoel, maar van de huuropbrengsten van je onroerendgoedportefeuille kun je op vakantie waarheen je maar wilt en geniet je van veel meer keuzevrijheid tegen een veel lagere kostprijs.
De auteur is schrijver en publicist. Reageren? hormann@refdag.nl