Met een kerkhof toont Tarsia opnieuw mededogen
Een begraafplaats voor verdronken migranten. Daarmee willen de burgers van het Zuid-Italiaanse stadje Tarsia iets doen voor de grote groep bootvluchtelingen die de overzijde van de Middellandse Zee niet levend hebben bereikt. Over twee maanden wordt het kerkhof officieel geopend.
Tweeduizend zielen telt Tarsia, een plattelandsstadje in het noorden van Calabrië, Zuid-Italië. Net als alle plattelandssteden en dorpen heeft Tarsia te kampen met leegloop en vergrijzing van de bevolking. Maar schijn bedreigt, want Tarsia is allesbehalve een slaperig stadje.
Een van haar inwoners is de mensenrechtenactivist Franco Corbelli, en die is al enkele jaren bezig om bij zijn woonplaats een begraafplaats voor omgekomen bootvluchtelingen aan te leggen. De Zwitserse krant Neue Zürcher Zeitung sprak begin deze maand met hem.
De 59-jarige Corbelli zag op 3 oktober 2013 met eigen ogen de gevolgen van de ramp bij het eiland Lampedusa, toen bijna 400 bootvluchtelingen uit Eritrea en Somalië omkwamen op de Middellandse Zee.
Waar Corbelli vooral van schrok, was dat de lichamen slechts met nummers werden gemarkeerd en begraven werden op tientallen begraafplaatsen in heel Zuid-Italië. „Dat moet anders”, was Corbelli’s stellige overtuiging, en zo ontstond het idee om een speciale begraafplaats aan te leggen voor omgekomen bootvluchtelingen. „Waardig begraven worden”, aldus Corbelli, „is het minste wat we deze mensen nog kunnen gunnen.” Ook de nabestaanden gunde hij een plek waar ze de herinnering aan hun geliefden levend kunnen houden.
Corbelli’s plan was bepaald niet overbodig. Volgens informatie van de VN-organisatie voor migranten kwamen er dit jaar meer dan 3000 bootvluchtelingen op de Middellandse Zee om het leven. Tellen we vanaf 2014, dan is het aantal al bijna 10.000.
De aanleg van een kerkhof voor omgekomen migranten kreeg de steun van Tarsia’s jonge burgemeester, Roberto Ameruso. Hij wijst erop dat zijn stadje een traditie hoog heeft te houden van medemenselijkheid en hulpvaardigheid. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, onder het regime van dictator Benito Mussolini, kreeg Tarsia het grootste concentratiekamp van Italië naast zijn deur: Campo Ferramonti. Meer dan 2000 mensen –voornamelijk Joden– werden er tussen 1940 en 1943 opgesloten. Ze waren op hun vlucht voor de nazi’s opgepakt door de Italiaanse politie en in afwachting van hun transport naar Duitsland in het kamp opgesloten. Inwoners van Tarsia hebben het nodige gedaan om Joden buiten het kamp te houden, of hen eruit te krijgen. „Medemenselijkheid zit in onze genen” concludeert burgemeester Ameruso met een glimlach.
Met het begraafplaatsproject hoopt hij die traditie voort te kunnen zetten. Overigens liggen er op de begraafplaats van het stadje ook veel overleden Joodse bewoners van het kamp begraven.
Naast de begraafplaats van het stadje is inmiddels 10.000 vierkante meter grond gereserveerd voor het migrantenkerkhof. Daar kunnen maximaal 2000 omgekomen bootvluchtelingen worden begraven. Eromheen is ruimte om uit te breiden.
Kosten van het project: 4 miljoen euro, exclusief de kosten van onderhoud, het vervoer van de lichamen en van de begrafenissen zelf meegerekend. Nu is Tarsia bepaald geen rijke gemeente en de kosten waren door de gemeente onmogelijk zelf op te brengen. De regio Calabrië zegde steun toe en eind vorige maand deed ook het Italiaanse ministerie van Binnenlandse Zaken dat, en zodoende kon met de aanleg van de begraafplaats worden gestart.
Omdat er de afgelopen jaren al veel voorwerk is gedaan, kan de begraafplaats binnen een paar maanden klaar zijn, heeft de burgemeester laten weten.
Op 3 oktober, de dag waarop de ramp bij Lampedusa zich voltrok, zal het kerkhof worden geopend.