Jonge klompenmaker trekt veel bekijks
Het klompenmakersambacht dreigt uit te sterven. Drie stichtingen slaan tijdens het evenement Klomp 2016 de handen ineen om hun ambacht te beschermen.
Daniël Kosters (17) staat diep over zijn werkbank gebogen. Met een scherp stuk gereedschap schaaft hij krullen hout uit het blok dat hij in zijn bank heeft geklemd. De contouren van een klomp zijn duidelijk zichtbaar in het houtblok. Hij werkt aan de binnenkant, een heel precies werkje. Als hij te ver doorschiet, gaat hij zo door de hele klomp heen, legt hij uit aan een meisje van een jaar of zes dat aandachtig naar hem staat te kijken.
Kosters is een van de dertig klompenmakers die demonstraties geven tijdens Klomp 2016, donderdag en vrijdag op het Dorpsplein van het Overijsselse dorp Enter. Hij heeft het meest bekijks van allemaal. Logisch, want met zijn 17 jaar valt hij behoorlijk uit de toon. Achter de meeste werkbanken staan mannen met grijze haren en een pet, blauwe kielen en roodbonte zakdoeken. Kosters werkt liever in spijkerbroek. Wel op een paar klompen, zelfgemaakt uiteraard.
Bescherm het ambacht
De jonge klompenmaker is een unicum, en dat is een probleem, stelt Ben Kornegoor van de Stichting Oudheidkamer Enter, organisator van het evenement. Honderd jaar geleden waren er alleen al in Enter nog zo’n 280 klompenmakers, weet hij. Nu zijn er in heel Nederland nog maar 35 tot 40 mensen die het ambacht beheersen, vooral ouderen. De meeste klompen worden tegenwoordig machinaal gemaakt.
Om de kennis van het handmatige klompen maken te bewaren, begon de Stichting Oudheidkamer Enter veertig jaar geleden een klompenmakersschool. Maar het blijkt moeilijk om genoeg mensen te vinden die zich voor het vak interesseren. Klompen worden immers nog amper gedragen en het klompen maken is vooral een hobby: geld valt er weinig mee te verdienen.
De klompenmakersschool, de Stichting Klompen Monument en het Klompenmuseum in Eelde slaan daarom de handen ineen. Onder toeziend oog van Ineke Strouken, directeur van het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed, tekenden zij gisteren een overeenkomst waarin ze beloven alles te zullen doen om hun ambacht te beschermen en door te geven.
„Je moet bij de jeugd beginnen”, zegt Kornegoor, wijzend op de honderden bontgeschilderde klompjes die achter de werkbanken aan het tentzeil hangen. „We hebben de leerlingen van de lagere school kennis laten maken met het klompen maken. En dan hoop je dat er één of twee tussen zitten die het wat vinden.”
Handtekening
Zo ging het ook ongeveer bij de 17-jarige Daniël Kosters. Hij moest voor school iemand interviewen en koos, op aanraden van zijn moeder, een klompenmaker. Het werk sprak hem meteen aan en toen de klompenmaker vroeg of hij het niet eens wilde proberen, was hij verkocht. Nu is hij sinds drie jaar in de leer. Hij vindt het prachtig, werken met een natuurproduct en met zijn handen. „Ik hou ervan om bezig te zijn. Je hebt ook van die jongeren die alleen maar de hele dag met hun neus op hun mobiel zitten. Die lijken wel verslaafd aan dat ding, doe mij dit dan maar.”
Hij is nog lang niet volleerd, zegt hij zelf. Klompen maken is moeilijk. Vooral wanneer je één klomp af hebt en dan de tweede in spiegelbeeld moet maken. „Soms zit ik naar m’n klomp te kijken en denk ik: Wat mankeert er nou aan? Maar zelf zie je het dan gewoon niet. Dan heb je een frisse blik nodig.” Zijn eigen klompen herkent hij echter altijd. „Je snijwerk is je handtekening. Kijk, die van Jan hebben een heel andere ronding dan die van mij.”
Zwarte klompen
Op een paar meter afstand van de jonge Kosters zit Piet Brouwer (83) uit Urk patronen in een paar verse klompen te snijden. „Dit worden Urker klompen. Zie je dit patroon? Dat hebben ze alleen in Urk. En als ze klaar zijn, worden ze natuurlijk zwart geverfd”, zegt hij, wijzend op de klompen aan zijn voeten.
De zwarte klompen maken deel uit van de Urker kledingdracht. Maar de handgemaakte Urker klomp dreigde in het museum te belanden. Niemand wist meer hoe die gemaakt moest worden, bijna alle Urker klompen kwamen inmiddels uit de machine.
Brouwer vond dat maar niks en besloot zich in 1976 aan te melden bij de toen kersverse klompenmakersschool in Enter. Hij hoort bij de eerste lichting gediplomeerden. „Ik was snel, ik had het zo te pakken”, zegt hij trots. Het zware werk doet hij nu niet meer, na een operatie in zijn rug kan hij dat niet meer aan. Maar het patronen snijden doet Brouwer met des te meer zorg en aandacht. Hij heeft er niet eens een bril bij nodig.