Binnenland

Net als Mussolini is Erdogan uit op steun van landgenoten in buitenland

De Turkse president Erdogan lijkt in zoverre op de Italiaanse dictator Mussolini dat ook hij probeert geëmigreerde landgenoten voor zijn ideaal te winnen.

Willem Bouwman
9 August 2016 16:55Gewijzigd op 16 November 2020 05:37
Toen Mussolini in 1922 aan de macht kwam, roerde hij vanaf het begin de nationalistische trom. Na verloop van tijd eiste hij van (de vele) emigranten dat ze propagandisten van het fascisme waren. Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog heeft dat de houding r
Toen Mussolini in 1922 aan de macht kwam, roerde hij vanaf het begin de nationalistische trom. Na verloop van tijd eiste hij van (de vele) emigranten dat ze propagandisten van het fascisme waren. Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog heeft dat de houding r

De Turkse president Erdogan geniet veel sympathie en steun van Turken in Nederland. Turkse Nederlanders die meededen aan de presidentsverkiezingen van vorig jaar, stemden in meerderheid –bijna 70 procent– op Erdogan. Turkse Nederlanders die tegen Erdogan zijn, worden bedreigd of bang gemaakt. Er zijn tientallen aangiften gedaan van bedreiging en intimidatie.

De situatie vertoont overeenkomsten met die van de Italiaanse minderheid in de jaren dertig. In die tijd was Mussolini aan de macht in Italië. Mussolini had een dictatuur met een eigen ideologie gesmeed: het Italiaanse fascisme, dat antidemocratisch, anti-intellectueel en extreem nationalistisch was.

Het Italiaanse fascisme was veel minder antisemitisch en racistisch dan het nationaalsocialisme van Adolf Hitler. Het kende wel een leiderschapscultus. Mussolini liet zich Il Duce, ”de leider”, noemen. Daarin leek hij op Adolf Hitler, ”Der Führer”, met wie hij bevriend was.

Propagandisten

Mussolini meende dat het Italiaanse fascisme ook iets te bieden had aan de miljoenen Italianen die in het buitenland woonden. Tussen 1870 en 1940 emigreerden 20 miljoen Italianen, om de armoede en de werkloosheid te ontvluchten. Meer dan 4 miljoen vertrokken naar Amerika, maar ook de belangrijke industrielanden van Europa telden grote Italiaanse minderheden. In België woonden 30.000 Italianen.

Onder Mussolini mochten Italianen alleen nog emigreren als ze aanhanger van het fascisme waren. Italiaanse emigranten moesten propagandisten van het Italiaans fascisme zijn. Italiaanse ambassades werden zendings­posten van Mussolini’s gedachtegoed. Hun belangrijkste doelgroep waren de Italianen die al waren geëmigreerd toen Mussolini in 1922 aan de macht kwam.

De Italiaanse ambassade in Londen organiseerde recepties voor emigranten en verraste hen met kerstpakketten. Italiaanse emigrantenkinderen mochten op kosten van de ambassade met vakantie naar Engelse badplaatsen. Op die manier wilde men goodwill kweken en aanhang werven.

Nederland was geen aantrekkelijk vestigingsland voor Italiaanse emigranten, omdat het weinig industrie bezat. In 1922 woonden naar schatting 2000 Italianen in Nederland. De meesten werkten in de kolenmijnen in Zuid-Limburg. In de grote steden waren Italianen actief als schoorsteen­veger en ijsbereider. In Groningen bijvoorbeeld opende Matteo Belfi in 1933 een ijssalon aan het Boter­diep. De zaken gingen zo goed, dat Belfi vijf jaar later naar de Poelestraat verhuisde, vlak bij de Grote Markt.

De regering van Mussolini probeerde ook de Italianen in Nederland te werven voor het fascisme. In de grote steden werden afdelingen van de fascistische partij, de Partito Nazionale Fascista, opgericht. Er kwamen ook gezelligheidsverenigingen, waar Italiaanse emigranten met enige dwang naartoe werden gedreven om blijde nationale gebeurtenissen te vieren. Wie er niet aan meedeed, kreeg het met de Italiaanse consul aan de stok. Hij schuwde dreigementen niet.

De meeste emigranten deden gewoon mee. In sommige Italiaanse ijssalons verscheen een portret van Mussolini. Matteo Belfi in Groningen toonde zich ongegeneerd fascist.

Schuin oog

Onder de Duitse bezetting werden de Italiaanse Nederlanders als 
collaborateurs gezien. Vooral de ijsbereiders zaten tussen hamer en aambeeld. Voor de oorlog werden ze met een schuin oog aangekeken door hun Nederlandse concurrenten, omdat het Italiaanse ijs zo goed in de smaak viel bij de Nederlandse consument.

Tijdens de oorlog werden ze nog meer verguisd, omdat ze meer suiker en andere grondstoffen van de Duitsers kregen. Om hun klandizie niet te verliezen, probeerden de meeste ijsbereiders geen partij te kiezen, noch voor de Nederlanders, noch voor de Duitsers.

Matteo Belfi in Groningen verhulde zijn voorkeur niet. In mei 1940 begroette hij de Duitse bezetter met fascistengroet. Later verving hij zijn witte ijsmakersjas door een zwart fascistenhemd.

Wantrouwen

Bij gebrek aan klandizie en door de schaarste aan grondstoffen vertrok hij in 1943 naar Italië. Na de oorlog mocht hij niet naar Groningen terugkomen; de ‘stadjers’ hadden genoeg van hem. Sterker nog, er heerste een openlijk anti-Italiaanse stemming in Groningen.

Zeven jaar lang was het de 
enige stad van betekenis zonder Italiaanse ijssalon, tot Antonio 
Talamini op 5 juli 1952 een ijssalon aan de Nieuwe Ebbingestraat 19 begon. In het begin moest hij veel wantrouwen overwinnen, maar algauw werd Talamini een begrip in Groningen en verhuisde hij naar de Grote Markt.

Belfi maakte de Groningers boos, Talamini maakte hen blij. Anders gezegd: zonder ideologie komt een emigrant het verst.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer