Al-Rantissi hield rekening met liquidatie
Al bij zijn benoeming tot leider van de Hamas-beweging op 23 maart, een dag na de liquidatie door Israël van oprichter sjeik Ahmed Yassin, werd erop gespeculeerd dat Abdel Aziz al-Rantissi hetzelfde lot zou ondergaan. Vorig jaar was het bijna al zo ver, maar al-Rantissi overleefde toen de Israëlische poging tot liquidatie. Sindsdien trok hij van schuilplaats naar schuilplaats.
„Ik verwacht te worden vermoord, maar ik ben niet bang want ik geloof dat Allah tevreden is gesteld”, zei hij in 1997 tegen het Amerikaanse blad The Christian Science Monitor. Een paar jaar later zei hij tegen de Engelse krant The Independent „bij voorkeur mijn leven met het martelaarschap te beëindigen.” Na zijn benoeming tot Hamas-leider zei hij tegen verslaggevers: „Dood is dood, of het nu moord of kanker, hartstilstand of een Apache(-helikopter) is. Ik geef er de voorkeur aan gedood te worden door een Apache”, zei de 56-jarige kinderarts al-Rantissi toen tegen verslaggevers.
Al-Rantissi wist waar hij het over had: bijna een jaar geleden probeerde de Israëlische luchtmacht hem uit te schakelen met een helikopteraanval op zijn auto, maar die poging overleefde hij. Na de dood van sjeik Yassin verscheen hij veelvuldig in de openbaarheid, maar steeds te midden van grote mensenmenigten waar hij door Israël niet kon worden aangevallen.
Na zijn verkiezing tot Hamas-leider in de Gazastrook was hij een van de belangrijkste doelen van het Israëlische leger, dat na de liquidatie van Yassin had bekendgemaakt de hele Hamas-top te zullen elimineren. Ofschoon hij gold als een uitgesproken havik, wees hij berichten als zou Hamas zich willen aansluiten bij al-Qaida van de hand als „zionistische propaganda. Wij zijn in Palestijns land en we handelen alleen in Palestijns land. We staan op tegen de bezetting, anders niet”, zei al-Rantissi. „Ons verzet gaat door, alleen hier binnen onze grenzen, in ons land.”
Abdel Aziz al-Rantissi stond bekend als een ”hardliner” binnen de islamitische verzetsbeweging. Hij verzette zich hevig tegen het laatste internationale vredesplan voor de regio, de zogeheten routekaart. Hij stond op het standpunt dat de Palestijnen het recht hebben zich te verzetten tegen de Israëlische bezetter en dat Israël uiteindelijk moest opgaan in een grote Palestijnse staat.
Al-Rantissi was ook tijdens het leiderschap van sjeik Yassin, van wie hij een vertrouweling was, het internationale gezicht van Hamas. Door zijn goede beheersing van het Engels was hij voor de media een gemakkelijk aanspreekpunt. Kort na de aanslag vorig jaar juni was hij al weer op televisie te aanschouwen. Op de Arabische nieuwszender Al-Jazeera bezwoer hij de „heilige strijd” voort te zetten.
De Hamas-leider werd in 1948 geboren nabij wat nu de Israëlische stad Ashkelon is. Zijn ouders vluchtten na de stichting van Israël naar de Gazastrook, waar hij opgroeide in het kamp Khan Yunis. Zijn opleiding tot kinderarts volgde hij in Egypte, waar hij onder de indruk raakte van de Moslim Broederschap, de grootste fundamentalistische beweging van het Midden-Oosten.
Samen met onder anderen sjeik Ahmed Yassin richtte hij in 1987 Hamas op. Terwijl Yassin de onbetwiste geestelijk leider was, kwam de politieke leiding in handen van al-Rantissi. Hier ontpopte hij zich als een hardliner. Hij verwierp de Oslo-akkoorden die Israël en de Palestijnen in 1994 sloten en noemde zelfmoordaanslagen gerechtvaardigd. „Dat is geen terrorisme”, aldus de medicus.
Al-Rantissi zat intussen af en aan in de gevangenis. In 1992 behoorde hij tot de groep islamitische extremisten die door Israël in het zuiden van Libanon werden gedumpt. Volgens hem vormde dit de echte doorbraak voor Hamas en werd die toen van een lokale beweging met wortels in de Gazastrook tot een internationale organisatie.
In Gaza was al-Rantissi populairder dan Arafat. Dat dankte hij onder meer aan zijn bescheiden levensstijl en zijn weigering tot vorig jaar om onder te duiken. Bovendien heeft Hamas een groot sociaal netwerk in het verarmde Gaza. Maar ook de corrupte houding van de leden van de Palestijnse Autoriteit en Arafats partij al-Fatah werkten in zijn voordeel.
De Palestijnse Autoriteit liet al-Rantissi in 1998 oppakken, nadat hij het ontslag had geëist van een aantal hoge figuren binnen het Palestijnse zelfbestuur. Het Palestijnse hooggerechtshof sprak hem een kleine twee maanden later vrij. Hij bleef hierna de Palestijnse Autoriteit bekritiseren en keerde zich tegen wapenstilstanden met Israël. De Amerikaanse president Bush noemde hij „een vijand van de islam.”