Zwolle ontvangt zeldzaam handschrift
Het Historisch Centrum Overijssel te Zwolle kreeg vrijdagmiddag een uniek handschrift in bezit. Het betreft een zogenaamd Sarijs-handschrift uit de 15e eeuw.
Het handschrift is vrijdagmiddag in ontvangst genomen door de Zwolse wethouder J. Berends. Prof. dr. D. E. H. de Boer, hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen, gaf samen met dr. L. Wierda, onderzoekster van de Fryske Akademy, een toelichting op het handschrift en zijn geschiedenis.
In 2003 ontdekte De Boer op internet een los blad uit een Sarijs-handschrift. Het blad werd te koop aangeboden door een Amerikaanse handelaar in documenten en manuscripten. Het betrof een blad met de verrijzenis van Christus uit het graf, met de stigmata en de instrumenten van het lijden.
De Boer trad in contact met de verkoper en in een langdurige mailcorrespondentie werd duidelijk dat de Amerikaanse handelaar de voornaamste restanten van een manuscript in bezit had gekregen.
Het manuscript is tijdens een brand in een Belgisch kasteel tijdens de Eerste Wereldoorlog door bluswater nat geworden en daardoor losgeraakt. De Amerikaanse handelaar verkocht het in losse onderdelen en intussen had hij al een viertal bladen met de schitterende illuminaties aan het begin van de getijden aan particulieren verkocht. Deze bladen zullen daarom helaas onbekend blijven.
Na de nodige verdere contacten konden uiteindelijk de beide helften van de band worden aangekocht: een blad met bijzonder interessante (eerste) eigenaargegevens, zeven van de twaalf kalenderbladen, het blad met de verrijzenisminiatuur en nog twintig bladen met tekst en hoofdletterversiering - in totaal dertig bladen.
Het blad met de gegevens van de eigenaar bevat notities vanaf de 16e eeuw. Deze maken het mogelijk via een zuster Clarisse in Leuven, Katharina Lentinx, de vermoedelijk eerste eigenares, de grootmoeder van Clarisse, op te sporen. Daarmee is een groot gedeelte van de vroegste levensgeschiedenis van het boek op een uitzonderlijke wijze toegankelijk.
De band is opnieuw gebonden aan het eind van de 16e eeuw in een gestempeld-lederen omslag met schitterende renaissanceornamentiek, waaronder medaillons met portretten van de vier grote kerkreformatoren: Erasmus, Calvijn, Melanchthon en Luther.
In de omslag bevinden zich nog vier papieren binnenbladen, waarop aantekeningen staan die de lotgevallen van het manuscript documenteren. Daaronder bevindt zich een pengeschreven aantekening dat een zekere Herman Franciscus/Francois Stoffhuijs te Zwolle het boek in 1784 cadeau kreeg van de weduwe Beumer en een zekere Krook.
Onderzoekster Wierda promoveerde in 1995 op de Sarijs-handschriften. In haar dissertatie wordt voor het eerst geprobeerd een antwoord te geven op de vraag wat de herkomst en lokalisering is van een van de oudste handschriften die in de stad Zwolle zijn geproduceerd.
In de 15e eeuw is in de Noordelijke Nederlanden op tal van plaatsen een grote productie van handschriften geweest. Het ging vooral om devotieboeken die voor leesvaardige kapitaalkrachtige leken waren geschreven.
Wierda toont aan dat de oudste en grootste groep handschriften haar oorsprong in de stad Zwolle vindt. In die stad stond het St.-Gregoriushuis, waar de Broeders des gemenen levens de drijvende kracht achter een omvangrijke handschriftenproductie waren. Een verrassende ontdekking was dat veel boeken niet in opdracht, maar op voorraad werden vervaardigd.
De Sarijs-handschriften hebben hun naam gekregen omdat ze meestal een overschrijffout (Sint-Marius of Sint-Marijs werd Sarijs) in de heiligenkalender bevatten - toegeschreven aan kopiisten van de Agnietenberg.
Wierda heeft echter aannemelijk gemaakt dat deze handschriften met grote waarschijnlijkheid ontstaan zijn in het naast het Gregoriushuis (fraterhuis) gelegen Domus Parva (of Domus Vicina) in Zwolle. In dit arme klerkenhuis woonden scholieren van de stadsschool, onder toezicht van de Broeders des gemenen levens. Zij hebben deze handschriften waarschijnlijk vervaardigd.
Het onderzoek van Wierda heeft aangetoond dat op de Agnietenberg alleen gedurende het eerste decennium van de 15e eeuw op bestelling en tegen betaling werd afgeschreven. Voor het overige waren de handschriften bestemd voor het gebruik op het koor of in de bibliotheek.