Koninklijk Huis

Drie keer Oranje in zes jaar

Hij bestuurt niet de grootste stad van Nederland, is ook niet de bekendste burgemeester, maar beleeft wel de bijzonderste dingen. In de ruim zes jaar dat mr. Hein van Oorschot de scepter over Delft zwaait, maakte hij twee koninklijke uitvaarten mee. Volgende week zaterdag, een week voor zijn afscheid van Delft, heeft Van Oorschot een koninklijk huwelijk in zijn stad. „Ik zou opscheppen als ik zeg dat ik vrienden in het Koningshuis heb gekregen, maar mijn band met de Oranjes is wel hechter geworden.”

Evert van Dijkhuizen
16 April 2004 13:36Gewijzigd op 14 November 2020 01:08
Mr. Hein van Oorschot is nog twee weken burgemeester van Delft. „Zeven jaar, dat is ongeveer de tijd dat ik een baan doe.” Foto RD, Henk Visscher
Mr. Hein van Oorschot is nog twee weken burgemeester van Delft. „Zeven jaar, dat is ongeveer de tijd dat ik een baan doe.” Foto RD, Henk Visscher

Hij liep helemaal vooraan. Voor de kist met het lichaam van prinses Juliana. Samen met de koninklijke familie daalde hij af in de grafkelder van de Nieuwe Kerk in Delft. Voor en na de plechtigheid schudde hij de handen van gekroonde hoofden als koning Juan Carlos, koningin Noor en koning Albert. En dat alles voor het oog van de camera, zodat heel Nederland er getuige van was.

Dinsdag 30 maart was een dag om nooit te vergeten voor burgemeester Van Oorschot. Net als dinsdag 15 oktober 2002, toen prins Claus werd bijgezet in de koninklijke grafkelder. Van die mysterieuze ruimte is Van Oorschot sleutelbewaarder. Zonder hem kan niemand erin. Zelf komt Van Oorschot minimaal één keer per jaar in de grafkelder om deze te inspecteren. „Als je op je hurken met een looplamp naast de kist van Willem van Oranje zit, dan roept dat emoties op. Zeker de eerste keer.”

Sinds september 1997 is Van Oorschot burgemeester van Delft. Bij zijn aantreden realiseerde hij zich welke bijzondere plichten hij mogelijk zou moeten vervullen. „Prinses Juliana was oud, prins Bernard ook, dus een koninklijke bijzetting binnen afzienbare tijd leek niet uitgesloten. Dat prins Claus uiteindelijk als eerste zou overlijden, had ik niet verwacht. Dat gebeurde overigens elf maanden voordat mijn eerste termijn als burgemeester afliep. Als prins Claus een jaar later was overleden en ik was na zes jaar opgestapt, dan had ik geen koninklijke bijzetting meegemaakt. Maar nu zijn er in anderhalf jaar twee bijzettingen in Delft geweest. Opmerkelijk, zeker als je bedenkt dat er vóór prins Claus veertig jaar lang niemand van het Koningshuis is overleden.”

Wie denkt dat zo’n belangrijke burgemeester in een vorstelijke omgeving zetelt, vergist zich. Niets is minder waar. De werkkamer van Van Oorschot is bescheiden van omvang en inrichting. Alleen een bureau met computer en een ronde tafel met vier stoelen vullen het vertrek. Het gebrek aan ruimte en luxe heeft alles te maken met een reorganisatie bij de gemeente Delft. Daardoor zit de burgemeester met zijn staf tijdelijk op de negende verdieping van de Torenhove, een kantoorflat aan de Martinus Nijhofflaan. Het fraaie uitzicht over de stad vergoedt veel.

Niet minder dan vier voorletters heeft Van Oorschot. De H, M, C en M. staan voor Henricus, Martinus, Cornelius, Maria. Klinkende namen die ondubbelzinnig aantonen dat de eerste burger van Delft van katholieke afkomst is. „Mijn doopnamen verwijzen naar vier naamheiligen. Uit de eerste komt mijn roepnaam, de tweede is van mijn peetoom, de derde van mijn peettante en de vierde: ja, die is standaard in ónze katholieke kring. Mijn broers en zussen heten ook allemaal Maria.”

Hij mag van katholieken huize zijn, Van Oorschot praktiseert zijn religieuze opvoeding niet meer. „Mijn vrouw doet dat wel. Zij komt uit Amerika en is presbyteriaans. Zij voedt onze drie kinderen godsdienstig op. Mijn vrouw is een belangrijke factor thuis. Zij heeft geen baan buiten de deur. Ze is er altijd voor de kinderen. Daarnaast doet zij als burgemeestersvrouw veel dingen in de stad, en daar wordt ze om gewaardeerd.”

Voordat Van Oorschot burgemeester van Delft werd, was hij zeven jaar gemeentesecretaris van Tilburg. „Zeven jaar, dat is ongeveer de tijd dat ik een baan doe. Dat klopt in Delft ook weer.” Dat hij destijds solliciteerde naar de Oranjestad was niet zonder reden. „Ik wilde graag burgemeester worden, maar wel van een echte stad. Een kleinere plaats dan Delft had ik niet interessant gevonden. Ik hou van de grotestedenproblematiek. Bovendien was Delft mij bekend. Ik heb in een van mijn vorige functies twee bestuurlijke projecten in Delft gedaan. Bovendien heb ik achttien jaar in Den Haag gewoond en in die tijd veel Amerikaanse gasten rondgeleid. Wat doe je dan als het mooi weer is? Dan laat je Delft zien.”

De stap van gemeentesecretaris van Tilburg naar burgemeester van Delft is een grote, beaamt Van Oorschot. „Er waren collega’s die enigszins jaloers naar mij keken. Ik vond het zelf een uitdaging. De gemeentesecretaris en de burgemeester zijn twee kanten van een scharnier; de ambtelijke en de politieke kant. Ik wilde als gemeentesecretaris graag de andere kant van de scharnier beproeven. Delft was voor mij interessant om te solliciteren, ook omdat ik wist dat een kandidaat van D66, mijn partij, daar een goede kans maakte.”

Uw vertrek uit Tilburg gaf commotie.
„Sommigen namen het mij kwalijk dat ik zo snel na de reorganisatie van de ambtenarij in Tilburg vertrok. Op 1 januari 1997 waren de veranderingen ingezet; in mei kondigde ik mijn vertrek aan. Niet iedereen kon dat waarderen. Ik begrijp dat. Het moment was niet gelukkig. Ik heb me daar schuldig over gevoeld. Niet over het feit dat er in dezelfde tijd een nieuwe burgemeester aantrad, die ik volgens sommigen had moeten inwerken. Die wisseling van de wacht, daar kon ik niets aan doen.”

U vertrekt uit Delft ook weer op een onverwacht moment: een halfjaar na uw herbenoeming. „Bij mijn benoeming in 1997 heb ik toegezegd dat ik minimaal zes jaar zou blijven. Met andere woorden: als ik na twee of drie jaar was gevraagd voor een andere aantrekkelijke functie, dan had ik nee gezegd. Ik vind echter dat een burgemeester na zes jaar, zijn eerste termijn, het volste recht heeft op te stappen. Het wordt mij in Delft niet kwalijk genomen dat ik ga, al vindt men het ook hier wel weer onverwacht en aan de snelle kant.”

Van Oorschot wordt per 1 mei voorzitter van het college van bestuur van de Universiteit van Tilburg, voorheen de Katholieke Universiteit Brabant. Hij keert terug naar het Brabantse land, waar hij niet alleen werkte, maar ook van oorsprong vandaan komt. Zijn wieg stond in Den Bosch. Van Oorschot ziet naar zijn ”comeback” in Tilburg -„bijna de vijfde stad van Nederland”- uit. „Mijn vrouw en ik hebben altijd goede contacten met Tilburg gehouden. Zo gaan we één keer per jaar lunchen met het management van de gemeente Tilburg. Ook heb ik afgelopen maanden alweer diverse telefoontjes gehad of ik nevenfuncties in Tilburg wilde aannemen. Mijn vrouw en ik weten dat we terugkeren in een warm nest, tenminste als het om de gemeente gaat. Op de universiteit ligt dat anders. Dat is per definitie een kritische gemeenschap. Ik zal me daar moeten waarmaken.”

Wat voor soort stad is Delft in uw beleving?
„Een intieme stad. Net onder de 100.000 inwoners, maar naar Nederlandse maatstaven toch een vrij behoorlijke plaats. Een stad met een ons-kent-onssfeer. Er is een vrij grote groep Delftenaren die hier al lang woont. Deze mensen weten alles van de stad. Dat heeft een voor- en een nadeel. De betrokkenheid op elkaar is groot, maar in de politiek leidt dat soms tot trage besluitvorming. De discussie zit dan muurvast; men heeft elkaar in de houdgreep. Dan is er geen beweging in te krijgen en staat men niet meer open voor adviezen van buitenaf. In Delft heerst het poldermodel optima forma.

Kijk je naar de geschiedenis, dan was Delft vóór 1600 een van de grote steden van Holland. De stad had een sterke regiofunctie. Die is geleidelijk minder geworden door de groei van Rotterdam en Den Haag. Delft ligt nu ingeklemd tussen twee grote jongens. De grote, stedelijke voorzieningen tref je vooral daar aan. Nieuwe dingen gaan soms aan Delft voorbij. Aan de andere kant blijft Delft een geborgen stad waar mensen graag wonen.”

Welke wapenfeiten heeft u geboekt in Delft?
„Wat ik succesvol vind, heb ik niet altijd zelf of alleen gedaan. Vaak ging het om een gezamenlijke inspanning van burgemeester en wethouders. Allereerst noem ik het parkeerbeleid. We zijn bezig drie grote parkeergarages om de binnenstad te bouwen. De eerste is klaar, de tweede is in aanbouw en met de derde beginnen we binnenkort. Daarmee is het parkeerprobleem in de binnenstad opgelost.

In de tweede plaats staat de Technische Universiteit Delft in de startblokken voor de ontwikkeling van een echte businesscampus. De gemeente heeft daar actief aan bijgedragen. We zijn zuinig op ons imago als kenniscentrum en willen dat graag verder versterken.

In de derde plaats heeft Delft grond geruild met Schipluiden en Maasland, die samen de gemeente Midden-Delfland vormen, zodat wij weer kunnen bouwen.

Als laatste noem ik de verkoop van het energiebedrijf. Dat heeft 200 miljoen gulden opgeleverd. Daarvan is 100 miljoen gebruikt om allerlei voorzieningen in Delft te creëren. De gemeente heeft een lijst met 38 projecten opgesteld en de inwoners mochten tijdens een referendum aangeven welke 10 zij daarvan gerealiseerd wilden zien. De toptien daarvan wordt nu uitgevoerd.”

Daarmee heeft u een typisch D66-onderwerp in uw eigen stad laten uitvoeren. Het homohuwelijk is een ander belangrijk item voor uw partij. Wat vindt u daarvan?

„Er zijn in Delft afgelopen tijd homohuwelijken gesloten. Niet door mij, want ik doe vrijwel nooit huwelijkssluitingen. Ik heb niets tegen en niets met het homohuwelijk. Ik weet dat er mensen zijn die er principiële bezwaren tegen hebben, maar zij zijn een minderheid. Wat je er ook van vindt, homo’s hebben in Nederland net zo goed recht op wetsbescherming bij hun huwelijk als anderen. Ik vind dat prima, zo lang zij het huwelijk als een serieuze zaak beschouwen.”

U zat in de commissie-Elzinga die voorstellen deed voor bestuurlijke vernieuwing in Nederland. Eén ervan is het dualisme in de gemeenteraad. Hoe gaat het daarmee?
„Slecht. Raadsleden zouden meer op hoofdlijnen gaan besturen en zich vooral gaan toeleggen op het volksvertegenwoordiger zijn. In plaats daarvan zie je dat veel raadsleden ambtelijk werk naar zich toe trekken. Bijvoorbeeld door allerlei maatschappelijke verkenningen te gaan doen. Daar is het college van B en W voor. De raad bureaucratiseert. Het dualisme is de verkeerde kant op geschoten. We zijn nu vier jaar bezig; verloren jaren. Gelukkig zie je her en der dat gemeenteraden tot bezinning komen. Dat ze zich afvragen: wat gaat er mis? Dat proces is ook in Delft aan de gang.”

Van Oorschot blijft besturen, maar verruilt de stad voor de universiteit. In Tilburg krijgt hij een manager bedrijfsvoering en de rector magnificus van de universiteit naast zich. Die laatste is prof. dr. F. A. van der Duyn Schouten, die behoort tot de gereformeerde gezindte.

Hoe vindt u dat: samenwerken met een reformatorisch christen?
Van Oorschot lacht. „Ik ben in Tilburg op m’n plek. Je kunt de vraag beter omdraaien. Hoe vindt Van der Duyn Schouten het om op een katholieke universiteit te werken? Hij is trouwens een goede rector en een aardig mens.”

Gaat u proberen de christelijke waarden en normen concreet inhoud te geven op de universiteit? „Eigenlijk zijn het de westerse waarden en normen. Ik zie daar wel mogelijkheden voor. Bijvoorbeeld bij economische studies. Dan kun je het heel concreet over fraude in het bedrijfsleven hebben en over de vraag of er niet meer is in het leven dan geld verdienen. Bij juridische studies zou ik de verwording van het recht aan de orde willen stellen. Een schandalig voorbeeld daarvan vind ik het tv-spotje waarin een man na een aanrijding uit zijn auto stapt, niets mankeert, maar toch direct over een letselschadevergoeding begint. Het valt mij op dat veel mensen in twee werelden leven. Ze doen dingen in hun werk die ze privé niet zouden willen meemaken. Op de universiteit kun je studenten daarmee confronteren, in de hoop dat ze anders zullen handelen.”

U kunt zich straks Delft niet herinneren zonder de Oranjeplechtigheden. Wat is de rol van de burgemeester bij een koninklijke uitvaart?
„De dag zelf is een makkelijke. Ik ben gastheer en ontvang de genodigden op het stadhuis. Dat moet natuurlijk netjes en stijlvol gebeuren, maar het contact met bijvoorbeeld buitenlandse vorsten is beperkt. Dat ligt anders bij de leden van ons eigen Koningshuis. Die zijn er al eerder en spreek ik wat uitvoeriger.

De voorbereidingen voor zo’n uitvaart zijn heel intensief vanwege de veiligheid. Er worden allerlei scenario’s bedacht en getest voor het geval er zich iets onverwachts voordoet. Je kunt de route naar de Nieuwe Kerk afzetten, maar als er een grote uitslaande brand aan de Oude Delft uitbreekt, moeten er wel hulpverleners bij kunnen komen. Voor dit soort calamiteiten is er een crisisstaf die wordt geleid door de loco-burgemeester, omdat ik die dag gastheer ben. Het wordt een ander verhaal als er tijdens de rouwdienst in de Nieuwe Kerk een vliegtuig op Delft zou neerstorten. Dan ga ik wel de kerk uit en neemt iemand van de hofhouding mijn taak over.

Ik maak in de week voorafgaand aan de uitvaart niet direct meer uren. Ik werk elke dag van ’s ochtends halfnegen tot ’s avonds elf uur. Dat blijft zo, maar mijn agenda wordt leeggeveegd. Ik heb die week geen gewone vergaderingen, geen diners, geen bezoeken. Dat levert tijd op, die vervolgens wordt gevuld met vergaderingen over de uitvaart. Die kosten zo veel energie, dat ik na zo’n week vermoeider ben dan anders.”

D66 is geen partij met onvervalste liefde voor de monarchie. Wat betekenen de Oranjeplechtigheden voor uw relatie met het Koningshuis?
„Ik ben geen overtuigd republikein of monarchist. Ik zou opscheppen als ik zeg dat ik vrienden in het Koningshuis heb gekregen. Zo intensief zijn de contacten niet en de leden van de koninklijke familie zitten daar ook niet op te wachten. Mijn band met de Oranjes is wel hechter geworden. Overigens niet alleen door de beide uitvaarten. Koningin Beatrix is vorig jaar een hele middag in Delft geweest ter gelegenheid van de onthulling van het beeld van Willem van Oranje in de tuin van het Prinsenhof. Ik heb haar een uur rondgeleid. Ze was buitengewoon geïnteresseerd. Ze was hier ook na de restauratie van het grafmonument van Willem van Oranje. Verder was prins Claus in Delft en hebben verschillende andere prinsen de stad een aantal keren bezocht. Ook mr. Pieter van Vollenhoven heb ik afgelopen jaren geregeld in Delft ontvangen, onder meer bij veiligheidsprojecten en na de restauratie van de Oude Kerk. Het valt mij overigens op dat er bij dit soort gelegenheden zo veel mensen zijn die zich proberen op te dringen bij de koninklijke familie. Ik stel me bescheiden en dienstbaar op.”

U heeft vlak voor uw afscheid van Delft de derde Oranjeplechtigheid in zes jaar: het huwelijk van prins Johan Friso en Mabel Wisse Smit.
„Dat is qua omvang niet te vergelijken met de beide uitvaarten. Bovendien moet het een feest worden; dat is makkelijker organiseren dan een uitvaart. En, eerlijk gezegd, doe ik dat ook liever.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer