Laatste woorden
Toen Jakob, de patriarch, op zijn ziekbed lag, deed hij de zonen van Jozef, Manasse en Efraïm, waar hij grootvader van was, tot zich brengen bij zijn bed. Hij nam ze als zijn kinderen aan, kuste en zegende hen. Daarna riep Jakob zijn eigen zonen voor zijn bed, hij zegende hen en gaf ze zijn bevelen, ook aangaande zijn begrafenis.Toen Jozef voelde dat hij ging sterven en de ogen van zijn lichaam zouden gesloten worden door de dood, heeft God geopende ogen gegeven. Het waren ogen van het geloof, waardoor hij zijn nakomelingen zag in het bezit van het beloofde Kanaän. In dat geloof gaf hij bevelen aan zijn broeders en deed hen met een eed beloven dat, wanneer zij zouden vertrekken uit Egypte, ze zijn beenderen zouden meenemen.
Toen David ging sterven, gaf hij bevel aan zijn zoon Salomo wat hij moest doen na zijn dood. Hij beval hoe hij moest handelen omtrent God, zijn vaders vrienden en wat te doen met de vijanden van zijn vader. Wat betreft God beveelt David dat Salomo zal wandelen in de wegen van de Heere en al de inzettingen en Zijn geboden zal onderhouden. Omtrent zijn vaders vrienden zegt hij weldadigheid te doen aan de kinderen van de oude Barzillai. Wat betreft de vijanden van zijn vader gebiedt hij aan Joab het bloed te wreken van Abner en Amasa en de vloek van Simeï waarmee hij David had gevloekt. Dit zijn de woorden van enkele stervende kinderen Gods.
Jacobus Sceperus, predikant te Gouda (Schatboeck der Onderwysingen voor Kranckenbezoekers, 1670)