Veerman hekelt daad milieugroepen
De Zuid-Hollandse Milieufederatie heeft „spijkers op laag water” gezocht door de tijdelijke toestemming voor het gebruik van een aantal gewasbeschermingsmiddelen juridisch tegen te houden.
Minister Veerman van Landbouw vindt dat het uiteindelijke doel van minder milieuschade (in 2010) daarmee niet is gediend.
De minister toonde zich donderdag tijdens overleg met de Tweede Kamer getergd over de gang van zaken rond de gewasbeschermingsmiddelen, zowel in Nederland als in Brussel, en de houding van milieuorganisaties. Verscheidene fracties in de Kamer worden op hun beurt ongeduldig. VVD-kamerlid Oplaat kondigde aan dit jaar nog zelf met een nieuwe bestrijdingsmiddelenwet te komen.
Sinds begin jaren negentig werkt Europa aan één toelatingsbeleid voor gewasbeschermingsmiddelen. Nederland heeft er volgens Veerman toen voor gekozen niet te wachten op de Europese beoordeling van elk middel en heeft, in tegenstelling tot veel andere lidstaten, ook geen gebruikgemaakt van de overgangsregeling, die Brussel bood. De Europese beoordeling had in 2003 moeten zijn afgerond.
Nu het toetsen van de bestrijdingsmiddelen naar verwachting tot 2008 zal duren, is Nederland in de knel gekomen omdat een aantal middelen niet meer zou mogen worden gebruikt. Voor 2003 is in samenspraak met landbouworganisaties, producenten van de middelen en milieuorganisaties een lijst opgesteld van zestig middelen die toch mogen worden ingezet.
Toen het ministerie die toestemming dit jaar voorlopig wilde verlengen, stapte de Zuid- Hollandse Milieufederatie naar de rechter. Vervolgens trok de Stichting Natuur en Milieu zich terug uit het overleg met de andere partijen. De minister hekelt die stappen van de milieuorganisaties. „De milieuwinst die met het aanvechten van de vrijstellingsregeling wordt geboekt is miniem. Dan praat je over minder dan 1 procent.” Veerman verwacht de komende tijd volgens nieuwe, aangescherpte procedures toestemming te geven voor het gebruik van veertig onbeoordeelde gewasbeschermingsmiddelen.