Vrijheid staat aan Binnenhof wekelijks onder druk
Zo vaak komt het in politiek Den Haag niet voor, een Kamerlid dat zich voluit keert tegen een minister van eigen politieke kleur. Deze week gebeurde het weer eens. PvdA-Kamerlid Yücel ging frontaal in tegen haar partijgenoot, minister Bussemaker van OCW. Voelde die er niets voor om de aan de stichting Hart van Homo’s verleende subsidie van jaarlijks 45.000 euro in te trekken, Yücel stond erop dat zij dat wel deed.
Deze organisatie draagt niets bij aan de emancipatie van orthodox-christelijke homo’s, betoogde het PvdA-Kamerlid. „Ja, ze staan deze homo’s bij in hun worsteling, veroorzaakt door de spanning tussen hun geaardheid en hun geloof. Maar in deze kring wordt al zo lang geworsteld. En ze komen maar niet verder. Hieraan subsidie verlenen, is overheidsgeld verspillen aan stilstand.” Door zich aan te sluiten bij een motie van VVD en D66 probeerde Yücel Bussemaker zelfs te dwingen een streep te zetten door de subsidie.
Toch is het niet de strijd tussen twee partijgenoten die de kwestie van de subsidie aan Hart van Homo’s zo fascinerend maakt. Wat frappeert, is vooral de diepe kloof tussen politici die zich niets kunnen voorstellen bij een geloof dat geen ruimte laat voor de homoseksuele praxis en politici die het bestaansrecht van zo’n geloof wel erkennen. Er zijn politici die zeggen: Een God Die van homo’s en lesbiennes zoiets onmenselijks vraagt als het celibaat, zou eigenlijk niet gehoorzaamd mogen worden; door mijzelf niet, en liefst evenmin door anderen. Aan de andere kant zijn er ook politici die vinden: áls er mensen zijn die geloven dat God dit voor hun eigen bestwil van homo’s vraagt, geef die mensen dan alle ruimte om voor seksuele onthouding te kiezen. En laat hen dan ook in alle vrijheid begeleid en geholpen worden door mensen met eenzelfde levensbeschouwing.
Het boeiende aan het debat van deze week is dat minister Bussemaker zeer verwant is aan de eerste groep politici. Een groep waarvan de vroegere SGP-senator Holdijk ooit in ander verband opmerkte dat „zij zich nog beter kunnen inleven in een kip dan in een gelovige.” Wat haar optreden in deze kwestie echter prijzenswaardig maakt, is haar zuiver staatsrechtelijke benadering. Zo van: als Hart van Homo’s christelijke jonge homo’s als enige juiste keuze het celibaat voorhield, kreeg deze club van mij geen subsidie. Maar nu zij in het lesmateriaal dat zij ontwikkelt seksuele onthouding slechts als een optie presenteert, heb ik geen formele gronden deze subsidie te weigeren.
Nogmaals, de minister verdient daarvoor lof. Het signaal dat een overgrote Kamermeerderheid inclusief de minister aan orthodox-christelijk Nederland geeft, is desondanks helder: jullie jeugd voorhouden dat je als homo het beste celibatair kunt leven, kan eigenlijk niet. Zeker niet met subsidie.
SP-Kamerlid Van Dijk gaat op dit punt het verst. In het Kameroverleg van woensdag legde hij VVD-Kamerlid Van Miltenburg een scherpe vraag voor. Als zij van mening is dat Hart van Homo’s geen overheidsgeld mag krijgen, vind zij dan dat reformatorische scholen, die net zo goed de visie uitdragen „dat je wel homo mag zijn, maar niet homo mag doen”, wel gesubsidieerd mogen worden? Zouden we in de Kamer over dat punt ook niet eens een discussie moeten hebben, vroeg Van Dijk – die dit thema overigens niet voor het eerst aanroerde.
Van Miltenburgs antwoord liet aan duidelijkheid niets te wensen over: „Eigenlijk wel. Alleen niet op dit moment.”
Het is die gedachtenwisseling tussen Van Dijk en Van Miltenburg die het grote belang aangeeft van het debat van achterliggende week. Het gaat in wezen niet om ”een” subsidie aan ”een” organisatie, maar om de vraag hoe we in Nederland met vrijheden omgaan. Terecht zei CU-Kamerlid Bruins woensdag na afloop van het Kameroverleg in de wandelgangen: „Onderschat dit niet: vrijheden, met name de vrijheid van onderwijs, staan hier aan het Binnenhof bijna wekelijks onder druk.”
Waarvan akte.