De zaak begon kort na 09.30 uur in aanwezigheid van de moeder van Murat, nabestaanden van Van Wieren en een delegatie van de school. De moeder, vergezeld door twee kennissen onder wie een man die fungeert als tolk, kreeg vlak voordat de zitting begon kussen van Murat.

Rechter C. Dettmeijer-Vermeulen hield Murat voor dat hij vaak stoned of dronken was op school, zonder dat zijn moeder ervan wist. Murat maakte duidelijk dat hij nooit met zijn moeder had gesproken over de problemen waarmee hij kampte op school. Hij gaf geen blijk van spijt over deze gedragingen.

De rechter confronteerde Murat met een reeks incidenten waarbij hij betrokken was geweest voordat de fatale schietpartij zich voordeed en een aantal verklaringen van getuigen. Murat zou een leraar hebben bedreigd, ruzie hebben gemaakt over toelating tot een schoolfeest en in zijn algemeenheid vaak de confrontatie hebben gekozen met het gezag. Diverse getuigen hebben ook verklaard dat het erop leek dat Murat op ontploffen stond.

Murat verklaarde dat hij „heel boos” was op Van Wieren, omdat die hem het leven zuur zou hebben gemaakt en omdat hij dreigde te worden geschorst. „Maar ik haatte hem niet”, zei Murat. Volgens een vriendin zou Murat op 13 januari tegen Van Wieren hebben gezegd „Kom maar hier om 13.00 uur, dan krijg je een kogel in je kop.” Murat ontkende dat hij dat heeft gezegd.