SGP leerde omgaan met verscheidenheid
Door het opschrijven van een actuele visie op godsdienstvrijheid leverde de SGP deze week een knappe prestatie. Dat knappe zit ’m overigens níét in het enigszins dubbele van de uitgezonden boodschap. Immers, enerzijds wil de partij de buitenwereld ervan overtuigen dat er met haar prima te werken en te regeren valt omdat godsdienstvrijheid bij haar in goede handen is. Anderzijds wil zij de achterban ervan overtuigen dat er in de koers van de partij niets veranderd is. Die tweeledigheid is niet zozeer „knap”; dat noemen we eerder „politiek.”
Nee, het kunstige is dat de SGP erin slaagde om met de nota “Gerechtigheid verhoogt een volk” een flinke stap te zetten in het verder ontwikkelen van het eigen gedachtegoed. Over een voor de achterban gevoelig thema durft de partij vernieuwende uitspraken te doen. En dat na een intensieve zoektocht naar wat bindt.
Daarin speelt partijleider Van der Staaij nadrukkelijk een rol. Let wel, ook de vorige roerganger, Van der Vlies, was een echte samenbinder. Zijn kracht school in zijn charisma en zijn vermogen om door warme, beeldende taal óók de gewone man aan te spreken. Van der Staaij is een inhoudelijke verbinder. Hij beschikt, behalve over de positieve instelling om in elke opvatting iets goeds te zien, ook over de denkkracht –en niet te vergeten het lef– om uiteenlopende denklijnen uit de SGP-traditie tot een aanvaardbare synthese te brengen.
Als het om godsdienstvrijheid, theocratie en tolerantie gaat, bestonden er binnen de SGP jarenlang diverse benaderingen „onbenoemd en onverzoend” naast elkaar, schrijft een van de coauteurs, B. J. Spruyt. Daarmee slaat hij de spijker op zijn kop. Het fascinerende is dat met het gepresenteerde boekwerk een grote gemene deler lijkt te zijn gevonden, waarin, aldus Spruyt, „alle stromingen de kern van hun opvattingen ruimschoots kunnen terugvinden.”
Natuurlijk is dit niet uitsluitend het werk van Van der Staaij. Het gaat om een gezamenlijke prestatie van velen. En vlak bij dit alles vooral de rol van WI-directeur Schippers niet uit, die het proces coördineerde en de verbindende teksten en het slothoofdstuk schreef – een huzarenstukje.
Maar in een béétje partij vindt dit soort processen plaats in nauw overleg met de partijleider. Dat is beslist ook hier gebeurd. Wie de SGP de achterliggende jaren volgde, weet dat wat nu aan het papier is toevertrouwd exact de lijn is die Van der Staaij en zijn fractie al jaren volgen. Én in de inhoud van de nota én in het feit dat hij verschijnt, valt zijn hand te ontwaren. Goed beschouwd is de nu opgeschreven visie op godsdienstvrijheid een bewijs dat de SGP volwassen is geworden, vooral doordat zij inmiddels weet om te gaan met pluriformiteit.
Dat laatste in twee opzichten. In de eerste plaats heeft de partij de gedachte verwerkt dat zij opereert in een pluriforme samenleving, te midden van medeburgers die totaal verschillend in het leven staan. Die burgers kan ook een christelijke overheid niet dwingen anders te gaan leven. Hun hun eigen kerken, moskeeën of tempels ontzeggen, is praktisch onmogelijk.
De partij heeft tevens leren omgaan met verscheidenheid in eigen kring. Een bewijs daarvan is de vernuftige opzet van de nota. Negentig procent ervan is geschreven door een diversiteit van auteurs, sommigen niet eens lid van de SGP. Alleen voor het slothoofdstuk tekent het partijbestuur als zijnde dé SGP-visie. De overige auteurs schrijven voor eigen rekening.
Hoe slim! Op deze wijze kon, zonder gevaar van onaangename verdeeldheid, een variëteit aan liggingen en benaderingen de nota worden in getild. Zo kon, om maar iets te noemen, B. J. T. van de Worp onbekommerd schrijven dat vroegere voormannen van de SGP „een te idealistisch beeld schetsten van de 17e eeuw.” Nee, geen visie van het partijbestuur. Maar het stáát er wel.
Misschien is volwassen omgaan met het eigen verleden en met interne pluriformiteit nog wel de knapste prestatie van deze nota en van de huidige SGP-leiding.