Angst en vertrouwen na aanslag in Keniaanse kerk
Tassen worden nauwkeurig gecontroleerd op wapens en explosieven. Gewapende militairen zorgen ervoor dat niemand ongezien de kerk binnenkomt. Iedere bezoeker van de Keniaanse kerk passeert een metaaldetector bij de ingang.
Extremisten van de Somalische terreurbeweging al-Shabaab schoten op 1 juli 2012 tijdens een kerkdienst in de African Inland Church in Garissa zeventien christenen dood. Hoe gaat het met deze gemeente in het noordoosten van Kenia, vier jaar na de aanslag?
In de kerk lijkt het leven zijn gewone gang te hebben genomen. Er wordt enthousiast gezongen en gedanst op de muziek. Alleen een kogelgat in een van de pilaren van de kerk herinnert aan het bloedbad dat zich hier heeft afgespeeld. Op het oog lijkt alles hetzelfde als in veel andere Afrikaanse kerken. Maar volgens ds. Elihud Muhe is de aanslag een gebeurtenis die nog vers in het geheugen ligt. „Er heerst nog veel angst. Tijdens de dienst zie ik vaak dat mensen nerveus om zich heen kijken.”
De dienst was nog maar net begonnen toen op 1 juli 2012 drie extremisten de kerk binnendrongen. Eerst schoten ze twee bewakers neer die bij de poort stonden en vervolgens liepen ze richting de kerk. „Bij beide ingangen begon een terrorist te schieten. We konden dus nergens heen”, zegt de 38-jarige Benson Munyambu, die getuige was van de schietpartij. „Ik dacht dat mijn laatste uur geslagen had en bad tot God: „Red mij en mijn familie.” Er was nog een derde terrorist, die granaten de kerk in gooide. Mensen probeerden zich te verschuilen onder de kerkbanken. Overal in het gebouw lag bloed.”
Bensons vrouw Gladys verloor tijdens de aanslag haar voet door een granaatinslag. Ze was een van de tientallen gewonden. Na de aanslag verhuisde Gladys met de vier kinderen naar een andere stad. „Met name voor de kinderen was de aanslag een traumatische ervaring. Mijn zoon kreeg psychische klachten en wilde hier niet meer naar de kerk.”
Benson is alleen in Garissa achtergebleven, met name vanwege economische redenen. Hij is bouwvakker en heeft er een baan. Het is buiten de stad niet eenvoudig om ander werk te vinden. Hij bezoekt zijn gezin geregeld. Hoewel hij kort na de aanslag veel last had van angsten, gaat het nu goed met hem. „De Bijbel zegt dat we niet bang moeten zijn voor diegenen die alleen het lichaam kunnen doden, maar niet onze ziel.”
Niet alle christenen blijken even standvastig in het geloof als Benson. Telde de kerk voor de aanslag zo’n 200 leden, na het geweld zakte dit aantal naar 40. De afgelopen tijd groeit het aantal kerkleden weer, vertelt ds. Muhe. „Op dit moment telt de kerk zo’n 150 leden, maar nog steeds zijn er mensen die niet meer naar de diensten durven komen. Ze zeggen tegen me: „Ik ga niet naar de kerk, want ik wil niet vermoord worden.” Ze blijven thuis en kijken naar een kerkdienst op tv.”
Wat zegt u als u deze mensen bezoekt?
„Toen ik hier net predikant was, heb ik hen bezocht. Ik heb geprobeerd deze mensen ervan te overtuigen dat het beter is om terug te komen. Ik vertelde dat God voor ons zorgt, maar het had geen effect. Een van de vrouwen zei tegen me: „Waar was God toen mijn zus werd vermoord?””
Wat is uw antwoord op zo’n vraag?
„Ik haal op zulke momenten woorden uit de Romeinenbrief aan: „En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede.” Wij zien alleen de negatieve kant ervan. God wil ons hier iets mee leren. Wellicht wil Hij ons dichter bij Hem brengen omdat we gezondigd hebben.”
Ruim een jaar na de aanslag ging ds. Muhe in Garissa aan de slag. Eerst was hij predikant in Mwingi, een veel veiliger gebied. „God heeft me naar deze plek geroepen. De predikant die destijds in Garissa stond, is vertrokken. Aanvankelijk lukte het niet om een opvolger voor hem te vinden. Veel predikanten weigerden om naar Garissa te gaan, vanwege de veiligheidssituatie. Toen het verzoek bij mij werd neergelegd, hebben mijn vrouw en ik er lang voor gebeden. Mijn verlangen begon te groeien. Ook mijn vrouw was bereid om te gaan. Ik vroeg haar: „Ben je niet bang, want we kunnen daar vermoord worden.” Ze antwoordde: „Als we vermoord worden, dan is dat omdat we God willen dienen. Laten we gaan.””
Hoewel ds. Muhe en zijn vrouw vol overtuiging naar Garissa vertrokken, hadden ze het er in het begin moeilijk. „Ik werd predikant in een kerk waar veel mensen getraumatiseerd waren. Vaak werd me verteld dat veel buurtbewoners kwaad in de zin hadden. Ik kreeg het advies hen zo veel mogelijk op afstand te houden. Dat maakte me onzeker. Ik bad tot God: „Waarom hebt U me op deze gevaarlijke plek gebracht?”
We wonen hier op het terrein van de kerk en doordeweeks is dat best eenzaam. Het terrein wordt omgeven door prikkeldraad. Soms word ik ’s nachts wakker en denk ik: „Stel dat ze een gat in het prikkeldraad knippen en binnenkomen.” Dat maakt me erg bang. Gelukkig realiseer ik me later ook dat we een God hebben Die alles onder controle heeft. Als ik angstgevoelens voel opkomen, ga ik bidden. Dan roep ik tot God: „Stuurt U Uw engelen om ons te beschermen als we slapen?””
Garissa werd vorig jaar april opnieuw getroffen door een aanslag. Al-Shabaab vermoordde op de Garissa University 148 christelijke studenten. Ds. Muhe kan zich die aanslag nog goed herinneren. „De universiteit is hier vlakbij. We konden de knallen horen. Vlak na de aanslag hadden we een kerkdienst in verband met Goede Vrijdag. De politie adviseerde om de dienst te annuleren, maar we hebben die toch door laten gaan. We zijn met twaalf man bij elkaar geweest. De deuren hebben we gesloten vanwege de veiligheid. Heel zacht hebben we gezongen, zodat het buiten niet hoorbaar was.”
Met welke tegenstand heb je als christen in het dagelijks leven te maken?
„De lokale moslimgemeenschap in Garissa accepteert christenen niet. Moslims willen ook geen zaken met je doen. Vaak gebeurt het dat er tijdens de dienst stenen naar de kerk worden gegooid. Ook mijn huis wordt vaak met stenen bekogeld. Als je de stenengooiers vraagt waarom ze dat doen, schelden ze je uit en word je bedreigd. Een Somalische voorganger hier in de stad is overdag op straat doodgeschoten omdat hij zich bekeerd had tot het christendom. Je weet nooit wat de moslims van plan zijn, en dat geeft onzekerheid.”
Richard Groenenboom is als journalist werkzaam bij SDOK (Stichting De Ondergrondse Kerk). Hij bezocht Kenia om onderzoek te doen naar de situatie van christenvervolging in het Afrikaanse land. www.sdok.nl/garissa voor een video over de impact van de aanslag op de kerk in Garissa.
Moslims in Kenia Kenia telt 46 miljoen inwoners, die voor het merendeel christelijk zijn. Bijna de helft van de bevolking wordt beschouwd als protestants, een kwart als rooms-katholiek. Moslims maken zo’n 12 procent van de bevolking uit. Ze wonen voor het overgrote deel in het noordoosten van het land, dat grenst aan Somalië. Vrijwel alle moslims in het noordoosten van Kenia zijn van Somalische afkomst. Voor een deel zijn het vluchtelingen die het door oorlog en chaos geteisterde Somalië zijn ontvlucht. De laatste jaren worden in het noordoosten van Kenia met regelmaat aanslagen gepleegd door de Somalische terreurbeweging al-Shabaab. De aanslagen zijn een reactie op de deelname van Kenia aan een Afrikaanse troepenmacht die al-Shabaab in Somalië bestrijdt.