Bush overweegt hervorming inlichtingendiensten
„De tijd is mogelijk aangebroken voor een hervorming van onze inlichtingendiensten”, dat heeft de Amerikaanse president Bush dinsdag op zijn ranch in Crawford (Texas) gezegd tegen journalisten. Zijn opmerking is een duidelijke reactie op het werk van de onafhankelijke commissie die momenteel onderzoekt of de aanslagen van september 2001 mogelijk voorkomen hadden kunnen worden.
Vorige week getuigde Bush’ nationaal veiligheidsadviseur Condoleezza Rice voor de commissie. Zij verklaarde dat zij noch de president over concrete informatie beschikte betreffende een mogelijke aanslag door Osama bin Ladens terreurbeweging al-Qaida, die later verantwoordelijk bleek voor de aanslagen in New York en Washington. Tijdens Rices getuigenis werd er voor het eerst openlijk gediscussieerd over het inlichtingenrapport dat de president een maand vóór de aanslagen ontving.
Het betrof de zogeheten PDB -President’s Daily Brief (dagelijks résumé voor de president)-, het inlichtingenrapport dat de president iedere morgen krijgt. In de PDB van 6 augustus 2001 -een maand voor de aanslagen- werd gemeld dat „Bin Laden vastbesloten (is) om binnen de VS aan te vallen.” Volgens Rice ging het om een „historisch” overzicht dat geen concrete informatie bevatte. Datzelfde standpunt hield Bush het afgelopen weekeinde vol tegenover journalisten. „Had ik geweten dat er een aanval ophanden was, dan had ik er alles aan gedaan om dat te voorkomen”, aldus Bush dinsdag.
De PDB van 6 augustus bevatte inderdaad historisch materiaal. Maar het résumé bevatte ook actuele informatie die wel degelijk nieuw was. Zo stond er in het beknopte verhaal dat al-Qaida binnen de VS over een „ondersteunende organisatie” beschikte. Verder waren er aanwijzingen dat een groep Bin Laden-aanhangers in de VS bezig was met de voorbereidingen voor aanslagen met explosieven. Er was ook sprake van voorbereidingen voor het kapen van vliegtuigen, mogelijk om daarmee de bevrijding te bewerkstelligen van aanhangers die gevangenzaten sinds de aanslag op het World Trade Center in New York in 1993. Verder meldden de inlichtingendiensten „verdachte aandacht” voor een aantal prominente gebouwen in New York waaronder het WTC.
President Bush vond deze informatie niet onrustbarend genoeg om er zijn vakantie in Texas voor te onderbreken. Hij was tevreden met de mededeling dat de FBI „zeventig veldonderzoeken” had gelast naar aanleiding van deze informatie. Volgens een voorlopig rapport van de onafhankelijke commissie is er echter weinig bekend over deze zeventig onderzoeken. Integendeel, de woordvoerder van het minister van Justitie, John Ashcroft, verklaarde zaterdag „dat de bewindsman van de inlichtingendienst CIA en van onze eigen federale recherchedienst FBI de verzekering kreeg dat aanwijzingen over een ophanden zijnde aanslag door al-Qaida geen betrekking hadden op de VS zelf maar op mogelijke Amerikaanse doelen in het buitenland.”
Ashcroft zou dinsdag voor de commissie verschijnen. Die zou verder ook de vroegere FBI-directeur Louis Freeh, Ashcrofts voorgangster Janet Reno en de huidige FBI-chef Robert Mueller ondervragen.
Het is volgens sommige politieke waarnemers duidelijk dat Bush de beschuldiging dat hij de dreiging van al-Qaida heeft onderschat nu afschuift op de inlichtingendiensten, die hem „onvoldoende informatie” verschaft zouden hebben. „Na de aanslagen op 11 september weigerde Bush alle voorstellen om de inlichtingendiensten te hervormen”, zegt politiek analist en historicus David Corn. „Nu steeds duidelijker wordt dat hij onvoldoende actie heeft ondernomen op concrete waarschuwingen die hij kreeg, geeft hij de inlichtingendiensten de schuld. Tegen de tijd dat de commissie met haar eindrapport komt, dat voor Bush waarschijnlijk weinig vleiend wordt, kan hij alle kritiek ontzenuwen door erop te wijzen dat hij al maatregelen heeft genomen.”