Bizarre verzameling rode rotsen in Colorado Springs
Het is wellicht niet direct een vakantiebestemming die in het hoofd van de gemiddelde toerist opkomt. Desalniettemin hebben Colorado Springs en omgeving veel te bieden. Variërend van de adembenemende schoonheid van The Garden of the Gods tot ingedutte indianendorpjes.
De zon doet vergeefse pogingen boven de toppen van de Rocky Mountains te blijven. In het langzaam verdwijnend contrast van de late schemering baadt Colorado Springs nog even in een zachtgouden strijklicht, dat berg en dal in vuur en vlam zet.
Hét moment om The Garden of the Gods te bezoeken, het imposante natuurpark net buiten Springs. Een Grand Canyon in het klein, maar niet minder tot de verbeelding sprekend. Grillig gevormde zandstenen rotsformaties verschieten voortdurend van kleur, naarmate de zon verder achter de bergen verdwijnt.
Eenzaam zweeft een roodstaartbuizerd boven het verstilde landschap, speurend naar een prooi. Lang hoeft de roofvogel doorgaans niet te wachten, want het park is rijk aan kleine dieren. Terwijl de duisternis zich langzaam maar zeker van de Garden meester maakt, steekt een groepje herten nieuwsgierig de koppen om een rots die de vorm van een enorme stenen champignon heeft. Een schuwe vos schiet pijlsnel het struikgewas in als hij menselijk bezoek bespeurt.
De geschiedenis van The Garden of the Gods is nauw verbonden met die van Colorado Springs. In 1859 ontdekte een stel gelukszoekers goud aan de voet van de machtige Pikes Peak, die als een wachter boven de eindeloze vlakten van zuidelijk Colorado uittorent. Direct begonnen zij in de omgeving naar mogelijkheden te zoeken om een nederzetting te stichten. Al snel stuitten ze daarbij op de bizarre verzameling rode rotsen.
Een van de avonturiers stelde direct voor om er een ”beer garden” van te maken. Maar dat ging de rest van het gezelschap toch iets te ver. Rufus Cable, een van de goudzoekers, riep uit dat dit een plaats is „waar de goden bijeenkomen. We zullen deze plek daarom The Garden of the Gods noemen.” Sindsdien heeft het park deze profane naam gedragen.
In 1871 stichtte generaal William Jackson Palmer Colorado Springs. Ook hem was de betoverende schoonheid van de Garden opgevallen. In 1879 kocht hij een groot deel van de grond in het park, met de bedoeling er een zomerhuis te laten bouwen. Van bouwen zou echter nooit iets komen, want Palmer kon het niet over zijn hart verkrijgen om de Amerikaanse burger ook maar iets van de schoonheid van dit deel van Colorado te onthouden.
Het was echter pas in 1909 dat het park zijn officiële status kreeg. Vlak voor zijn dood, in 1907, gaf Palmer zijn kinderen opdracht ervoor te zorgen dat The Garden of the Gods publiek terrein werd. Twee jaar later droegen zij de grond aan het gemeentebestuur van Colorado Springs over.
In de overdrachtsakte werd nadrukkelijk opgenomen dat de naam van het park voor altijd The Garden of the Gods zou zijn, „waar geen sterke drank zal worden geproduceerd, verkocht of uitgedeeld, waar geen gebouw of ander bouwwerk zal worden neergezet, behalve die noodzakelijk zijn om het gebied te verzorgen, te beschermen en in stand te houden als openbaar park.”
The Garden of the Gods is overigens bepaald niet het enige wat Colorado Springs te bieden heeft. De beklimming van Pikes Peak is al een belevenis op zich. De tocht naar de 4301 meter hoge top kan voor het grootste deel per auto worden afgelegd. Daar is wel enige moed voor nodig. Het laatste deel van de weg is namelijk onverhard en vaak behoorlijk glibberig. Het ontbreken van een vangrail stelt de zenuwen af en toe flink op de proef. Het fabuleuze uitzicht maakt dat echter weer ruimschoots goed. Bij helder weer kan tot de staatsgrens met het naburige Kansas worden gekeken. Wie de autorit niet aandurft, neemt de tandradtrein, die de bezoeker na een steile klim keurig op de top aflevert.
Vanaf Pikes Peak valt het oog als vanzelf op het enorme terrein van de Air Force Academy. Hier wordt het neusje van de zalm van de Amerikaanse luchtmacht opgeleid. De afmetingen van de Academy zijn typisch Amerikaans. Het totale terrein beslaat zo’n 7500 hectare. De school beschikt over 250 leslokalen, 45 laboratoria en 13 collegezalen. Ook sportfaciliteiten zijn volop aanwezig: dertien voetbalvelden, vier tennisbanen, twee zwembaden en een eigen footballstadion. En natuurlijk ontbreekt een eigen kerkgebouw niet.
De Academy fungeert niet alleen als kweekvijver van aanstormend militair talent. Ook toeristen zijn welkom om een bezoek aan het complex te brengen. In het bezoekerscentrum wordt de geschiedenis van de Amerikaanse luchtmacht getoond en in de naastgelegen winkel zijn diverse aardigheidjes verkrijgbaar, variërend van een pilotenzonnebril tot een sweatshirt met de afkorting van het prestigieuze instituut.
Aan de voet van de Rocky Mountains ligt het slaperige Manitou Springs. Lang voordat de goudzoekers bezit van het gebied namen, was dit heilige grond voor de indianen van de Cheyenne- en de Utestam. Nu is het een bontgekleurd cowboydorp dat zonder problemen als decor voor willekeurig welke westernfilm zou kunnen dienen. Maar liefst elf minerale bronnen is het stadje rijk, stuk voor stuk gevoed door de besneeuwde top van Pikes Peak.
Vanuit Manitou Springs is het slechts een kort ritje naar Seven Falls, waar zeven watervallen zich met luid geraas een weg langs de berghelling banen. Een serie ijselijk steile trappen leidt naar de oorsprong van de Falls. Wie de moed heeft, kan het bos achter de watervallen gaan verkennen. De bordjes laten overigens aan duidelijkheid niets te wensen over: ”Kijk uit voor beren”.
De dag afsluiten kan prima in het Airplane Restaurant, op een steenworp afstand van het vliegveld van Colorado Springs. Een reusachtig KC-97-tankvliegtuig is tot restaurant omgebouwd. De bediening probeert het luchtvaartsfeertje er goed in te houden: „Hi, ik ben vanavond uw stewardess. Wat kan ik voor u doen?”
Leuker nog dan in het vliegtuig zelf dineren, is een hapje eten in de aangrenzende hangar. Zeker als daar later op de avond de rekruten van de Air Force Academy aanschuiven en het ene sterke verhaal na het andere over de bar weerklinkt.
www.gardenofgods.com >>springsgov.com
Colorado kreeg naam eigenlijk onterecht
Colorado dankt zijn naam aan de veronderstelling dat de rivier de Colorado zijn oorsprong in het gebied had. Dat bleek na later onderzoek helemaal niet het geval te zijn. Het Amerikaanse Congres bedacht daarop een creatieve oplossing. Het veranderde op 25 juli 1921 de naam van de Grand River in Colorado River – en zo kreeg Colorado alsnog een rivier die de naam van de staat draagt.
Eeuwenlang waren indianen de enige bewoners van de 270.000 vierkante kilometer die Colorado groot is. Door de blanke kolonisatie werd de oorspronkelijke bevolking steeds verder uit het gebied verdreven. In 1864 brak een oorlog tussen de Verenigde Staten en de indianen uit – de Colorado-oorlog. Die resulteerde in het verwijderen van alle indianen uit Colorado. Zij werden naar de staat Oklahoma verplaatst.
Op 3 maart 1875 nam het Congres een wet aan die de voorwaarden bevatte waaronder Colorado Territorium een staat kon worden. Op 1 augustus 1876 (28 dagen na de honderdste verjaardag van de Verenigde Staten) ondertekende president Ulysses S. Grant een proclamatie voor de toelating van de staat Colorado als 38e staat van de Unie. Daaraan dankt Colorado nog altijd zijn bijnaam ”Centennial State” (Staat van de Honderdste Verjaardag).