Waddinxvener loopt honderden kilometers tegen Jodenhaat
BOCKENEM (Dld) – Zijn voettocht van honderden kilometers is een aanklacht tegen het „opkomende antisemitisme.” Jaap Willemstein (47) uit Waddinxveen, ongeveer halverwege zijn voettocht van concentratiekamp Auschwitz in Polen naar Westerbork in Nederland: „In Duitsland krijg ik ontwijkende antwoorden.”
Soms zag hij het somber in. Toen hij kampte met een ontstoken scheenbeen en „ontiegelijk veel” blaren. Toen het niet wilde lukken om onderdak te vinden.
Maar Jaap Willemstein loopt nog altijd en overwon tot dusver de moeilijkheden. Zijn voettocht duurt inmiddels vijf weken. Hij wil in totaal zo’n 1800 kilometer afleggen en zit inmiddels rond de 1000 kilometer. „Ik heb geen seconde spijt, al denk ik wel eens: Waar ben ik met mijn 47 jaar aan begonnen?” aldus de Waddinxvener gisteren per telefoon vanuit Bockenem, in de Harz, een middelgebergte in Duitsland.
Begin april startte Willemstein zijn wandeltocht in concentratiekamp Auschwitz. Doel is het Drentse Westerbork. Vandaar werden in de Tweede Wereldoorlog tienduizenden Joden gedeporteerd. In Nederland wil hij verder naar Amsterdam en Rotterdam lopen. „Het is de bedoeling dat ik daar en in Westerbork drie stenen leg bij Joodse gedenkplaatsen. Die stenen heb ik in Auschwitz in mijn rugzak gestopt.”
Met de voettocht wil Willemstein protesteren tegen „opkomende” Jodenhaat. „Het is toch te gek voor woorden dat een rabbijn met een keppeltje in Amsterdam amper over straat kan? Dat allochtone leerlingen een docent bedreigen als die over de Holocaust vertelt?”
De afgelopen weken voerde Willemstein, verbonden aan baptistengemeente Ichthus in Waddinxveen, tal van gesprekken over Jodenhaat. „In Polen heerst nogal wat antisemitisme. In een restaurant sprak ik met een Europees kampioen boksen. Die jongen was zeer fel tegen Joden. Hij dacht dat de buitenwereld de Polen ervan beschuldigde dat zij de Joden hadden gedood. En dat die visie door de Joden is verbreid. Ik zei dat er goede Polen en slechte Polen zijn, net zoals er goede en slechte Nederlanders zijn. Uiteindelijk had hij een positievere mening over Joden. Hoewel ik natuurlijk niet weet of dat over een jaar nog zo is.”
Per dag loopt Willemstein zo’n 30 tot 45 kilometer. De eerste weken werd hij nog vergezeld door zijn hond Dries. Het dier moest er echter op doktersadvies de brui aangeven. „De hond wilde wel, maar zijn poten sleten.” Zo af en toe vergezelt onder meer familie de Waddinxvener. Ter bemoediging krijgt hij van het thuisfront per telefoon Bijbelteksten toegestuurd.
Willemstein probeerde eerst op de bonnefooi bij particulieren een slaapplek te vinden. Zeker de eerste weken van de reis lukte dat wel. Hij bivakkeerde onder anderen bij een dominee en bij een miljonair. Bijzondere logeerplek was een kippenschuur. „Het stroomde van de regen, ik belde aan bij een bakkerij. Bij de baas thuis mocht ik niet slapen, ik werd verwezen naar een kippenschuur. Ik koos eieren voor mijn geld en ben die schuur in gegaan. Het personeel kwam in opstand tegen de baas en vond dat ik beter verzorgd moest worden. Ze brachten soep en 4 kilo eten en gaven zelfs hondenvoer. Dat soort reacties geeft je een warm gevoel. Ik heb ook gemerkt dat je over het algemeen van armere mensen meer hulp krijgt dan van rijkere.”
Willemstein ervoer een duidelijk verschil tussen de „perfecte” ontvangst in Polen en het „slechte” onthaal in Duitsland. „In Polen liepen dorpjes uit. Ik kreeg aandacht van kranten en televisie. Er was belangstelling voor mijn waarschuwing tegen antisemitisme. Mensen regelden overnachtingen en gaven me te eten. De eerste tweeënhalve week kostten me slechts 22 euro. In Duitsland werd dat anders. Hoe dieper ik dat land in liep, hoe meer de situatie verslechterde. De afgelopen week heb ik in hotelletjes geslapen. Als ik mijn verhaal vertelde, reageerden mensen afwijzend. Zeker oudere mensen gaven ontwijkende antwoorden. Je voelt dat ze helemaal niks met mijn boodschap hebben. Of ik duidelijk antisemitisme merkte? Dat niet zozeer, al lijkt het er wel op.” Relativerend: „Er zijn ook wel goede ervaringen. Als het eenmaal lukt om met mensen in gesprek te gaan, ontstaat er wat meer contact. Misschien heeft de afwerende houding te maken met mijn aangegroeide baard. Met stok en rugzak zie ik eruit als een zwerver.”
Onder jongeren proeft hij bereidwilligheid. „In een Duits dorp was ik al twintig keer weggestuurd. Totdat ik aan een jonge vrouw vroeg: Weet jij ergens een slaapplek? Ze nam me mee naar een jeugdhonk. Daar ontmoette ik jongelui met piercings en tatoeages. Ze waren erg hartelijk. Op hun mobieltjes bekeken ze de website over mijn wandeltocht en lazen ze Bijbelteksten. Ze regelden eten en gingen extra vroeg weg, zodat ik kon slapen. De volgende morgen stond er koffie klaar. Dan vervolg je haast huppelend je weg.” De kilometers gaan tellen. „Ik voel dat ik het zwaarder krijg, maar ik wil per se tot Westerbork lopen.”
www.auschwitzwesterbork.waarbenjij.nu/