„EU maakt belofte om godsdienstvrijheid aan te kaarten niet waar”
Hoewel de Europese Unie (EU) belooft wereldwijd aandacht te vragen voor de vrijheid van godsdienst, komt daar in de praktijk te weinig van terecht. Vooral bij de buitenlanddienst van de EU is sprake van een kennistekort.
Dat concludeert een werkgroep van het Europees Parlement in een donderdag verschenen rapport.
De zogeheten intergroep voor de vrijheid van godsdienst en religieuze tolerantie, zegt in zijn jaarrapport over de periode tussen juni 2015 en nu, dat de EU een steeds belangrijkere rol krijgt in het bevorderen en beschermen van vrijheid van godsdienst wereldwijd. De unie heeft dat in een actieplan zelfs als speerpunt uitgeroepen voor de periode tussen 2015 en 2019. Het is de intergroep echter duidelijk geworden „dat er een discrepantie is tussen wat EU-instellingen op dit punt toezeggen te doen en wat daadwerkelijk gerealiseerd wordt”, zo stelt het jaarrapport.
De intergroep, die geleid wordt door de Europarlementariërs De Jong (SP) en Van Dalen (ChristenUnie/SGP), somt in zijn jaarrapport op waar de unie zijns inziens steken laat vallen en wat daaraan gedaan zou kunnen worden. Zo zou deskundigheid van de buitenlandse dienst, onder verantwoordelijkheid van EU-buitenlandvertegenwoordiger Mogherini, tekort schieten als het gaat om vrijheid van godsdienst, concludeert de intergroep. Daardoor laat Europa kansen schieten. De EU zou veel meer dan nu van vrijheid van godsdienst een punt kunnen en moeten maken bij het sluiten van handelsakkoorden met niet-EU-landen, aldus de auteurs.
De intergroep zegt van de buitenlanddienst van de EU niet eens de gevraagde informatie te hebben ontvangen over hoe de dienst omgaat met de EU-richtlijnen op het gebied van godsdienstvrijheid. Op dit punt schieten het bewustzijn én de kennis van de dienst te kort, zo zegt de intergroep in navolging van een deskundige, de hoogleraar François Foret van de Universiteit van Brussel. Ze stelt dat EU-buitenlandvertegenwoordigingen soms niet eens op de hoogte van de richtlijnen aan de hand waarvan de EU de vrijheid van godsdienst in niet-EU-landen beoordeelt.
Volgens de intergroep moet de buitenlanddienst van de EU de eigen richtlijnen op z’n minst gaan toepassen in de contacten met dertien landen waar de vrijheid van godsdienst een bijzonder punt van zorg is. In EU-kantoren in die landen moet minimaal één diplomaat voldoende kennis hebben van het aandachtsgebied van godsdienstvrijheid. Ook willen de parlementariërs dat er actieplannen per land komen en moeten organisaties, waaronder ook religieuze groepen, gesteund worden bij het opkomen voor vrijheid van godsdienst.
Richting de Europese Commissie is de intergroep milder. De parlementariërs zijn blij met de aanstelling in mei van dit jaar van een speciale vertegenwoordiger voor godsdienstvrijheid, de Slowaak Jan Figel. Wel willen de parlementariërs dat de commissie systematischer verslag uitbrengt van zijn inspanningen bij het vragen van aandacht voor vrijheid van godsdienst.
De European Raad, met daarin de regeringsleiders van de 28 EU-landen, laat daarentegen nog te veel steken vallen, aldus de intergroep. Zo werd er naar de indruk van de parlementariërs niets gedaan met het uitgesproken voornemen om meer aandacht te vragen voor de mensenrechten in Pakistan en Sri Lanka. De intergroep roept ministers van buitenlandse zaken van EU-landen op om vaker direct contact op te nemen met religieuze leiders in landen waar zorgen zijn over godsdienstvrijheid. Dat kan helpen bij het tegengaan van radicalisering en verzoening tussen religieus bevorderen.
De intergroep is bezorgd over de situatie in 53 landen. Een aantal daarvan, zoals Libië, Somalië en Afghanistan, worden betiteld als ‘falende staten’ en enkele anderen als landen waarop de intergroep zijn bijzondere aandacht richt. Niet alleen het gebrek aan goed bestuur, maar ook het onvermogen van de internationale gemeenschap om de situatie te verbeteren, draagt bij aan het falen van sommigen landen. Dat maakt het voor de EU-intergroep ook moeilijk om iets te doen aan de verbetering van de omstandigheden in falende staten, concludeert het rapport.
In dertien landen mankeert er bovengemiddeld veel aan de vrijheid van godsdienst, concludeert de intergroep. Deze landen zijn Burma, China, Eritrea, India, Iran, Irak, Saoedi-Arabië, Nigeria, Noord-Korea, Pakistan, Sudan, Brunei en de Maldiven.
Het Europarlement nam in het achterliggende jaar resoluties aan die opriepen tot meer godsdienstvrijheid in China, Bangladesh, Noord-Korea, Eritrea, Turkije, Pakistan en Nigeria. Daarnaast waren er moties over het uitmoorden van religieuze minderheden door IS-strijders in Syrië en Irak. Ook sprak het Europarlement zich uit over de religieuze minderheden in Vietnam, een land waarmee de EU de banden aanhaalt.
Een belangrijk instrument van de Europese Commissie om aandacht te vragen voor mensenrechten, is het European Instrument for Democracy and Human Rights. Het Europees Parlement heeft een budget van 20 miljoen euro toegekend aan deze instelling. Daarvan is 5 miljoen uitgetrokken voor het bevorderen van de vrijheid van godsdienst
Zie ook:
EU benoemt gezant voor geloofsvrijheid (Reformatorisch Dagblad, 7 mei 2016)
Van Dalen: Christenvervolging meer in beeld bij Europees Parlement (Reformatorisch Dagblad, 23 januari 2015)