Deetman: Hef geheimhoudingsplicht na misbruik op
DEN HAAG. Slachtoffers van seksueel misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk zouden niet gebonden moeten zijn aan een geheimhoudingsplicht. Dat adviseert de voormalige commissie-Deetman in haar eindrapport, dat ze dinsdag uitbracht.
De commissie-Deetman onderzocht het seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk (RKK) tussen 1945 en 2010. Na de verschijning van zijn onderzoeksrapport in 2012 bleef commissievoorzitter W. Deetman toezicht houden op de afhandeling van misbruikklachten. Dinsdag maakte hij in een tweede en laatste rapportage, de slotmonitor, de balans op.
Daarin adviseert hij de Bisschoppenconferentie en de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR) om de geheimhoudingsbepalingen in overeenkomsten met slachtoffers op te heffen. „Op deze manier kan de indruk van een geheimhoudings- en zwijgplicht ongedaan worden gemaakt. Het is aan het slachtoffer om te bepalen hoe van deze ontheffing gebruik wordt gemaakt met het oog op de privacybescherming.”
Het eindrapport biedt 144 misbruikslachtoffers alsnog erkenning en genoegdoening. Hun klachten werden eerder ongegrond verklaard vanwege gebrek aan bewijs. Veel daarvan waren echter wel authentiek en geloofwaardig. De commissie bekeek 249 zaken opnieuw en honoreerde er 144. De slachtoffers kregen een schadevergoeding van gemiddeld 5000 euro per persoon. Van alle ingediende klachten bij de onafhankelijke klachtencommissie, 1727 in totaal, is nu 98,4 procent gehonoreerd.
Slachtoffers van seksueel misbruik in de jeugd- en pleegzorg van wie ook klachten zijn afgewezen vanwege gebrek aan bewijs, zouden dezelfde erkenning en genoegdoening moeten krijgen als gedupeerden in de Rooms-Katholieke Kerk, bepleit de slotcommissie. Het gaat hierbij om 115 personen.
Kritiek heeft Deetman op de „moeizaam op gang gekomen en uiteindelijk maar gedeeltelijke medewerking” van een aantal congregaties en ordes, zoals de broeders van Maastricht, de salesianen en de jezuïeten. Een klein aantal congregaties werkte in het geheel niet mee. „Toen ik in maart 2010 begon, wist ik niet dat de Rooms-Katholieke Kerk zo gefragmenteerd was”, aldus Deetman. Hij adviseert de Rooms-Katholieke Kerk om te „blijven doen wat nodig is. Dit betekent ook een aansporing, een dringende aansporing om dat gezamenlijk te doen.”
In een persoonlijk slotwoord spreekt Deetman zijn „oprechte dank” uit aan de slachtoffers die hun verhaal met de commissie hebben gedeeld. „Ik betuig hen mijn diepste respect en bewondering voor de moed waarmee zij dit hebben gedaan. Een betere motivatie om te doen wat op mijn weg kwam had ik mij niet kunnen wensen.”
Hij raadt de Bisschoppenconferentie en de KNR aan om het slotrapport te delen met zusterorganisaties in andere landen en met leidinggevenden in het Vaticaan.