Oudere werknemer kan zwaar werk echt niet aan
Niet zozeer stress als wel fysiek zware arbeid is voor mensen boven de 55 te zwaar. Omscholen is daarom het advies. Maar dat blijkt in de praktijk toch wel heel lastig. Want geen bedrijf zit te wachten op ouderen die nog maar net het vak hebben geleerd en die tegelijkertijd behoorlijk drukken op de post salariskosten.
Recent wetenschappelijk onderzoek, onder andere van de gezondheidseconoom Ravesteijn, heeft uitgewezen dat fysieke belasting na het 45e levensjaar schadelijk is en boven de 55 jaar zelfs gevaarlijk en risicovol. Het gezondheidseffect van een jaar zwaar werken op latere leeftijd is te vergelijken met het effect van ruim anderhalf jaar ouder worden.
Terwijl algemeen wordt aangenomen dat naast ongezonde leefgewoonten vooral stress een risicofactor is, heeft het onderzoek daar geen bewijs voor geleverd. Mensen die het al jarenlang gewend zijn om met de spanning van hun werk om te gaan, behoeven daardoor niet direct in de gevarenzone te komen als ze de 55 zijn gepasseerd. Ze zijn aan die spanning gewend geraakt en hebben –vaak onbewust– geleerd ermee om te gaan.
In de discussie over verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd is er met een zekere regelmaat aandacht gevraagd voor mensen die een zwaar beroep uitoefenen. Vrijwel iedereen erkent dat zij harder worden getroffen door de verhoging van de pensioenleeftijd dan werkers in lichtere beroepen. De politiek besloot dat er geen sprake van kon zijn dat deze mensen eerder met pensioen gaan. Dus was het advies: omscholen.
Dat laatste klinkt heel aannemelijk. Maar het blijkt in de praktijk nauwelijks bij te dragen aan een oplossing. Oudere werknemers zijn vaak minder flexibel. Hun vermogen om te leren neemt doorgaans af. Ze leren de kneepjes van een nieuw vak niet zo snel. Bovendien zijn ze in hun nieuwe functie doorgaans trager in het oppakken van de veranderingen die zich daar geregeld voordoen. Kortom, wie de vijftig is gepasseerd, staat op achterstand.
Beleidsmakers wijzen er nog weleens op dat ouderen vanwege hun ervaring zich vooral moeten richten op het begeleiden van jongeren. Dat lijkt een plausibele oplossing. Maar ze is in het huidig tijdsgewricht beperkt. De vergrijzing maakt dat er een overschot aan ouderen is en een tekort aan jongeren. Enigszins gechargeerd: straks zijn er meer meesters dan gezellen.
Die vergrijzing zorgt er ook nog eens voor dat het probleem van de oudere die langer moet doorwerken maar die het fysiek niet goed kan, nog nijpender wordt. Als er steeds meer ouderen komen, wordt het moeilijker om passende oplossingen te vinden.
Voorkomen moet worden dat er straks een leger mensen is dat nog net niet pensioengerechtigd is maar dat niet meer mee kan in het normale arbeidsproces. Wellicht dat er daarom een nog flexibeler pensioensysteem wordt ontwikkeld waarbij de fysieke zwaarte van het werk wordt meegewogen. Dat kost geld. Maar een groot aantal mensen dat in de arbeidsongeschiktheidswet terechtkomt, kost minstens zo veel.