Prof. dr. Cees Gooijer: Psalm 8 lezen in de collegezaal
Prof. dr. Cees Gooijer doceerde scheikunde aan de Vrije Universiteit. In zijn colleges voor eerstejaars las hij elk jaar met zijn studenten Psalm 8. „Daarin wordt de grootsheid van de schepping bezongen en wordt de mens in zijn juiste proporties neergezet: „Wat is de mens dat Gij zijner gedenkt.” En nooit was er een student die zei: „Meneer, wat doet u raar.””
Gooijer studeerde aan de VU, promoveerde aan de VU, werd aangesteld als universitair hoofddocent en hoogleraar aan de VU en deed wetenschappelijk onderzoek aan de VU. Hij is dankbaar dat hij er mocht werken. „Ik sluit me graag aan bij het adagium van de Vrije Universiteit, zoals verwoord in het votum dat uitgesproken wordt bij het begin van iedere promotieplechtigheid: Onze hulp is in de Naam des Heeren, Die hemel en aarde gemaakt heeft.”
U deed onderzoek op het gebied van de moleculaire laserspectroscopie (het gebruik van lasers om chemische structuren te bestuderen). Begreep uw vrouw waar u mee bezig was?
„Ik heb een intelligente vrouw, maar nee, dat begreep ze niet. Dat hoeft ook niet. De wereld van de ”electron spin magnetic resonance”, het onderwerp van mijn promotieonderzoek bijvoorbeeld, is dermate specifiek dat je niet van je vrouw mag verwachten dat ze dat ook zomaar beheerst. Die poging hebben we samen ook nooit ondernomen. Is dat een gemis? Welnee, ieder zijn vak.”
In 1964 ging Gooijer aan de studie. Het was de tijd van grote maatschappelijke onrust, met stakingen en bezettingen, gericht tegen de maatschappelijke orde en de bestaande gezagsverhoudingen. „Het was evengoed ook de tijd van het ordentelijke leven. Je kwam dus niet ongekleed, dat wil zeggen: zonder stropdas, de practicumzaal op. Maar wat voor mij belangrijker was: de colleges hebben me diepgaand gevormd, waardoor ik toen al tot de overtuiging kwam dat het helemaal niet onmogelijk is om te geloven in een God Die leeft, en tegelijkertijd volop natuurwetenschappelijk bezig te zijn.”
Zo trouw als Gooijer was aan de Vrije Universiteit, zo trouw was hij ook aan het voormalige vissersdorp Huizen. Hij werd er geboren en is er nooit meer weggegaan. „Misschien is het een merkwaardig verhaal, maar in mijn jonge jaren was het zo dat iemand die in Huizen was geboren, er niet meer wegging. In tegenstelling tot omliggende plaatsen in het Gooi, zoals Blaricum, Bussum en Laren, is Huizen altijd een protestants-christelijk dorp geweest, een echt hervormd bolwerk zelfs. In mijn beleving als kind was toen iedereen christelijk, was iedereen hervormd. Voor je gevoel zaten de kerken altijd vol, met alle jongeren op de galerij, in het oog gehouden door een speciaal daartoe aangestelde oppasser. Het is voor mijn vrouw en mij nooit een vraag geweest of we eens ergens anders zouden gaan wonen. Voor mijn vakgebied had ik ook wel in het buitenland kunnen wonen, maar zoiets kwam gewoon niet in je hoofd op. Ja, hoe kwam dat toch! Er mankeert genoeg aan Huizen, maar we hebben het hier altijd goed gehad.”
Er was veel traditie in Huizen. Maar ook veel oprecht en authentiek geloof, zegt Gooijer. „Niemand twijfelde eraan of God wel bestond. Niemand twijfelde eraan of Hij de Almachtige was, zowel op wereldschaal als in het persoonlijke leven. De Tweede Wereldoorlog was voorbij. De Amerikanen hadden ons bevrijd. Maar wat zeiden we in Huizen? „De Amerikanen zijn gekomen, maar God heeft ons van de tirannie bevrijd. Hij is barmhartig en genadig.”
Er kwamen „gelovige mensen” op zijn pad, mensen die vanuit een onwankelbaar Godsvertrouwen leefden. „Zoals mijn tante, die uit volle overtuiging kon spreken over Wie Christus in haar leven geworden was. Mijn vader was, ondanks een vrolijke buitenkant, een zwaarmoedig man, bij tijd en wijle erg zwaarmoedig. Hij dreigde er soms aan ten onder te gaan. Maar tante zei: „Je vader zal blijven leven, want hij zal nog een keer van zijn geloof in Jezus Christus getuigen.” En zo is het ook gebeurd.”
Er waren vast ook mensen met een klein geloof, met een zwak geloof, of met ongeloof.
„Natuurlijk werd er ook geworsteld met wezenlijke vragen, over Wie God was, over wie Zijn kinderen waren. De persoonlijke toe-eigening van Gods genade was voor velen een strijd. Zekerheid daarover was er voor mensen die veranderd waren, die een ander, een nieuw mens geworden waren, die bekeerd waren. Dat gaf velen veel strijd. Maar zonder strijd geen oprecht geloof. Strijdt de goede strijd des geloofs, nietwaar. En strijdt om in te gaan, zegt Paulus. Om de goede keuzes te maken in het leven, zal het zonder strijd niet gaan.”
In uw jeugd zaten de kerken in Huizen vol. Nu krimpt de hervormde gemeente jaarlijks met 200 leden. Een van de vier kerken moet al dicht.
„Al vanaf het begin van de jaren tachtig is er een constante afname in het ledental van de hervormde gemeente, hoewel die afname de laatste jaren weer wat afvlakt. Op zondagochtend zitten er nu in de Oude Kerk –met 1200 zitplaatsen– zo’n 300 tot 400 mensen. Wat of dat met mij doet? Ik heb veel gereisd, over de hele wereld, in Japan, Oost-Europa, China, Amerika. In zulke landen kun je zien dat het helemaal niet vanzelfsprekend is dat op zondagochtend kerkdeuren opengaan. Wij vinden het gewoon dat we op zondag naar de kerk lopen, maar we moeten niet vergeten dat de kerk een wonder op zich is. Paulus schreef zijn brieven aan gemeenten die je allang niet meer terugvindt.”
Er valt een zeldzame stilte in het gesprek. En dan zegt Gooijer, trager: „Maar het raakt mij natuurlijk ontzettend, zo’n Oude Kerk die zondags nog niet halfvol zit. Ik ben een exacteling, ik zie de cijfers, weet heus wel wat dat allemaal inhoudt, zie de dalende lijn, ieder jaar verder naar beneden.”
Hoe moet het?
„We moeten ons verootmoedigen, diep in het stof. De gemeente Gods in Nederland zou weleens een heel klein kuddeke kunnen worden. We mogen er echter ook weer niet mismoedig van worden. Laten we oppassen voor oudemannenverhalen, alsof het vroeger allemaal zo veel beter was.”
Dr. Gooijer is al enkele jaren met emeritaat, maar geeft van tijd tot tijd nog een paar mastercolleges. „Op college zie je dat de mensen veranderd zijn. Velen lezen niet meer, denken niet genoeg na. Alles is pragmatisch geworden. Studenten hebben vaak iets over zich van: „Wat kan het mij allemaal schelen.” Of ze kijken je aan met een blik van: „Meneer, moet ík dit allemaal weten op het tentamen?”
In de kerk zijn de mensen ook veranderd, zegt Gooijer. „Wie kan er nog een preek van drie kwartier bevatten? Dat is zorgelijk. Beschouwen we nog wel echt wat er met ons gebeurt? Maar misschien moeten we te midden van dit alles weer meer op God vertrouwen. Het is in elk geval niet de goede oplossing om ons terug te trekken in onze eigen bastions.”
U was als natuurwetenschapper een nieuwsgierig mens.
„Een wetenschapper wil nieuwe dingen uitproberen, kijken of je ergens verder mee komt, steeds je horizon verleggen.”
Steeds de vraag stellen: Is er nog wat nieuws onder de zon?
„Zo gaat het in het chemische wereldje, ja. Als je iets nieuws ontdekt hebt, zeg je: „Tjonge!” Dan ben je voldaan. Hoewel, niet in de sfeer van: „Eureka, ik heb het gevonden”, want het is gewoon hard werken. Een timmerman die een kast heeft getimmerd is ook voldaan en zegt misschien ook weleens: „Tjonge.””
Er is in de wetenschap ook zoiets als: verwondering?
„Nou! Hoewel, verwondering is nauwelijks een wetenschappelijke term, want het gaat om de feiten. We hebben de verwondering weggeredeneerd. Maar wie de ruimte neemt om op afstand naar de dingen te kijken, kan soms niet anders dan verwonderd zijn. Waarover? Nou, zeg dan gewoon: over Gods grote daden. Daarom las ik met studenten in de collegezaal ook gerust Psalm 8, over de grootsheid van de schepping en de kleinheid van de mens. Wat is een mens! Ik heb daar nooit vervelende reacties op gehad. Wel was er een keer een student die zei: Meneer, wat is dat, een psalm?”
Wetenschappers willen grenzen verleggen, steeds verder doordringen in de geheimen van de natuur. Waar houdt dat op? Of: wanneer houdt dat op?
„Fundamentele vraag. Wanneer weten we alles, wanneer weten we genoeg? We kijken zomaar ver het heelal in. Hoever mag je gaan? En wanneer houdt dit ooit op? Bij de wederkomst van onze Heere Jezus Christus, denk ik. Ja, dan houdt het op. Eerder niet. Want de mens zoekt altijd weer wat nieuws, blijft nieuwsgierig.”
Gooijer is geboeid door het Bijbelboek Openbaring. „We kunnen daarin niet alles duiden, niet de huidige ontwikkelingen precies aanwijzen, zo van: we zijn nu hier, of: we zijn nu daar. Maar wat duidelijk is, is dat er een versnelling van allerlei dingen plaats heeft. Maranatha! Jezus komt. De roep op deze wereld om verlossing wordt steeds sterker. Er is verlossing nodig, van al het onrecht, van het kwaad, van het boze.”
Naast zijn stoel ligt een stapeltje boeken, de ”Christelijke dogmatiek” van Van den Brink en Van der Kooi, het studentenblad Wapenveld, het boek van Marc J, de Vries, ”God vinden; in gesprek met zoekers”. Boven op de stapel ligt zijn agenda, een groene, met een visje op de voorkant. Dagblad Trouw ligt er ook; het Nederlands Dagblad ligt op de bank.
Aan de muur hangt een groot portret van de hele familie Gooijer, met alle kinderen en kleinkinderen. Gooijer wijst naar de foto: „Daar heb je het toch allemaal voor gedaan. Je hoopt dat ze allemaal de Heere Jezus als hun Verlosser mogen leren kennen en vanuit dat vertrouwen hun weg vinden door dit leven. Er zijn steeds meer mensen die van God afscheid nemen. Er zijn ook steeds meer onderzoekers in de natuurwetenschappen die niet meer geloven dat er een levende God bestaat. Tegen mijn kinderen en kleinkinderen heb ik weleens gezegd: „Bij opa is dat niet gebeurd. Integendeel. Opa heeft steeds meer leren inzien dat er een Schepper is en dat wij ons mogen verwonderen over de wereld om ons heen. God heeft me vastgehouden, want dat heeft opa niet zelf gedaan.””
Hoe ziet, bij leven en welzijn, de wereld er in 2025 uit?
„Je ziet hele volkeren zich verplaatsen. In Nederland wonen opeens allemaal Syriërs. Er komen volkeren met elkaar in contact. De kerk in China groeit stormachtig. Wat zal er nog met het volk van Israël gebeuren? Heel ingewikkeld. Er balt zich van alles samen in het Midden-Oosten. Het Evangelie verspreidt zich. Er gaan grenzen open waarvan we nooit hadden gedacht dat ze open zouden gaan. Hoe zal het met Poetin gaan? En met het Oostblok? Ik weet dat allemaal niet. Alles wordt zo wereldomvattend. Wat er ook op het rond der aarde gebeurt, we weten het binnen een halfuur. Hoe moeten we dit allemaal duiden? Is het veelbelovend? Of beangstigend? Ik denk dat het beide is: veelbelovend en beangstigend. Het gaat naar het einddoel. Er is een beweging ergens heen. Daarom is het allemaal niet zinloos. Er komt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont.”
Stilte.
„Wat een grote woorden hè! Van Cees Gooijer nog wel, die ontdekt heeft hoe beperkt hij is, en hoe kleingelovig hij kan zijn. Als ik de hemel aanzien en het werk van Zijn vingers, en als ik in de nacht de maan en de sterren zie, wat is dan een mens.”
Levensloop prof. dr. Cees Gooijer
Cees Gooijer (1947) was universitair hoofddocent aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij is (co-)auteur van ruim 250 wetenschappelijk publicaties in internationale tijdschriften en hoofdstukken in wetenschappelijke boeken. Tot aan zijn emeritaat in 2011 gaf hij colleges aan de VU.
Gooijer was betrokken bij het jeugdwerk in de hervormde gemeente van Huizen. Daar is hij ambtsdrager en voorzitter van de algemene kerkenraad. Hij maakte van 1978 tot 1991 deel uit van het bestuur van Stichting Hulp Oost-Europa.
Het echtpaar Gooijer-van As kreeg vijf kinderen, die inmiddels gehuwd zijn, en zeventien kleinkinderen.